ECLI:NL:CRVB:2012:BY1148

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-1378 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor vaste kosten telefoon en internet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Groningen van 19 januari 2012. De appellant had op 29 maart 2007 bijzondere bijstand aangevraagd voor de vaste kosten van telefoon en internet, maar deze aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Winsum afgewezen. Het college stelde dat deze kosten behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, die in beginsel uit de bijstandsnorm moeten worden voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarop de appellant in hoger beroep ging.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat bij de beoordeling van aanvragen voor bijzondere bijstand eerst moet worden gekeken of de kosten zich voordoen, of ze noodzakelijk zijn in het individuele geval, en of ze voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad oordeelde dat de vaste kosten voor telefoon en internet tot de algemene noodzakelijke kosten behoren en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. De enkele wens van de appellant om zijn isolement te doorbreken en meer contact te hebben met de buitenwereld werd als onvoldoende beschouwd.

De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt dat het niet voldoende is om te stellen dat men recht heeft op bijzondere bijstand; er moeten concrete bijzondere omstandigheden zijn die dit recht onderbouwen. De Raad concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de kosten voor telefoon en internet noodzakelijk waren in het kader van zijn behandeling, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/1378 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 19 januari 2012, 10/1213 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Winsum (college)
Datum uitspraak: 23 oktober 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F. Bakker, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2012. Namens appellant is
mr. Bakker verschenen. Het college heeft zich, zoals vooraf bericht, niet laten vertegenwoordigen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft op 29 maart 2007 bijzondere bijstand aangevraagd voor de vaste kosten voor telefoon en internet. Het college heeft deze aanvraag bij besluit van 10 april 2007 afgewezen.
1.2. Bij besluit van 17 oktober 2007 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 10 april 2007 ongegrond verklaard. Hieraan ligt ten grondslag dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft gevraagd behoren tot de algemene kosten van het bestaan, welke in beginsel uit de bijstandsnorm dienen te worden bestreden.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1 Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft aangevoerd dat hij vindt dat hij recht heeft op bijzondere bijstand omdat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Als gevolg van zijn medische klachten kan hij nagenoeg niet naar buiten, zodat hij voor contact met de buitenwereld grotendeels is aangewezen op telefoon en internet. Appellant heeft verzocht om vergoeding van schade onder toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In artikel 35, eerste lid, eerste volzin, van de Wet werk en bijstand (WWB) is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het College niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2. Volgens vaste rechtspraak (CRvB 13 oktober 2009, LJN BK0985) moet bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB eerst beoordeeld worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.3. De vaste kosten voor telefoon en internet behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, die de betrokkene in beginsel uit de bijstandsnorm dient te voldoen. Afzonderlijke bijstandsverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.4. Hetgeen appellant heeft aangevoerd biedt geen grond voor het oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld. De enkele wens van appellant om, zo begrijpt de Raad, zijn isolement te doorbreken en meer contact te hebben met de buitenwereld is daarvoor onvoldoende. In dit verband heeft het college zich in het verweerschrift terecht op het standpunt gesteld dat slechts bekend is dat appellant onder behandeling is bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, maar dat geen medische informatie over een bepaalde stoornis van appellant voorhanden is. Appellant heeft in ieder geval niet aannemelijk gemaakt dat in het kader van zijn behandeling vaste aansluitingen voor telefoon en internet noodzakelijk zijn. Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van appellant overigens meegedeeld dat appellant met zijn behandelaar de nodige contacten onderhoudt.
4.5. Uit 4.4 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de vordering tot schadevergoeding dient te worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2012.
(getekend) C. van Viegen
(getekend) J.T.P. Pot
HD