ECLI:NL:CRVB:2012:BY5459

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-7361 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die zich had ziek gemeld vanwege psychische klachten, diabetes en rugklachten. De rechtbank had eerder het beroep tegen het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit voldoende inzichtelijk, zorgvuldig en toereikend was. De in hoger beroep overgelegde medische gegevens konden niet leiden tot een ander oordeel, omdat deze niet betrekking hadden op de datum in geding en een herhaling waren van eerder overgelegde gegevens. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de functies die aan de schatting ten grondslag waren gelegd, medisch geschikt waren voor appellant, rekening houdend met de aan deze functies verbonden belastende aspecten.

De Raad heeft in zijn overwegingen de rapportages van de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts betrokken, die voldoende inzichtelijk maakten dat de vastgestelde beperkingen en belastbaarheid van appellant correct waren. De bezwaarverzekeringsarts had in zijn rapportage van 27 april 2011 voldoende rekening gehouden met de psychische klachten van appellant, maar de psycholoog R. Collens had niet inzichtelijk gemaakt wat de psychische toestand van appellant was op de datum in geding. De Raad concludeerde dat er geen aanwijzingen waren om het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts onjuist te achten. De door Collens veronderstelde zwakbegaafdheid was niet met onderzoeksgegevens onderbouwd, en appellant had in het verleden meer dan 10 jaar in Nederland gewerkt.

De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarmee de weigering van de WIA-uitkering door het Uwv in stand bleef.

Uitspraak

11/7361 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 3 november 2011, 11/2154 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 7 december 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J. Hoogendoorn, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Hoogendoorn. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A. Put.
OVERWEGINGEN
1.1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraken. De Raad volstaat thans met het volgende.
1.2. Appellant heeft in het verleden van 21 september 1998 tot 18 februari 2002 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen wegens rugklachten. Vervolgens is appellant arbeid als schoonmaker gaan verrichten voor 37,5 uur per week. Op 14 maart 2005 heeft hij zich ziek gemeld vanuit de situatie dat hij een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) ontving, vanwege psychische klachten, maagklachten en rugklachten. De weigering van het Uwv om aan appellant een WAO-uitkering toe te kennen heeft geleid tot de uitspraak van de Raad van 10 oktober 2008, LJN BF7920, waarin is geoordeeld dat de rechtbank het beroep tegen het besluit waarin de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO per 11 april 2005 is bepaald op minder dan 15%, terecht ongegrond heeft verklaard. Tevens heeft het Uwv bij besluit van 24 januari 2007 per 12 maart 2007 geweigerd om aan appellant een uitkering ingevolge de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.3. Appellant heeft zich op 9 november 2007 opnieuw ziek gemeld vanwege psychische klachten, diabetes en een liesbreuk links, vanuit de situatie dat hij een WW-uitkering ontving. Op 6 juli 2009 heeft appellant een aanvraag voor een WIA-uitkering bij het Uwv ingediend.
2. Bij besluit van 23 mei 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 12 oktober 2010 ongegrond verklaard, waarin het Uwv per einde wachttijd - 6 november 2009 - heeft geweigerd aan appellant een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij in staat wordt geacht om meer dan 65% te verdienen van het loon dat hij verdiende als schoonmaker.
3. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en ziet in de beschikbare medische gegevens, waaronder de rapportages van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts, geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door de (bezwaar)verzekeringsartsen vastgestelde beperkingen en belastbaarheid van appellant die zijn overgenomen van de eerder vastgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van
11 januari 2007. Er is volgens de rechtbank in voldoende mate rekening gehouden met de psychische klachten en de diabetes mellitus. De bezwaarverzekeringsarts heeft volgens de rechtbank in de rapportage van 27 april 2011 voldoende inzichtelijk uiteen gezet dat met de informatie van psycholoog R. Collens van 22 februari 2011 voldoende rekening is gehouden. Collens heeft op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt wat de psychische toestand van appellant was op de datum in geding en mede hierop gelet heeft de bezwaarverzekeringsarts geen (doorslaggevende) waarde hoeven toe te kennen aan de door Collens vastgesteld GAF-waarde van 50. De arbeidsdeskundige en de bezwaararbeidsdeskundige hebben daarnaast volgens de rechtbank in hun rapportages van respectievelijk 11 oktober 2010 en 16 mei 2011 toereikend gemotiveerd waarom de geduide functies de belastbaarheid van appellant niet overschrijden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding, uitgaande van de juistheid van de FML, om te oordelen dat appellant de werkzaamheden behorende bij de hem voorgehouden functies niet zou kunnen verrichten.
4. In hoger beroep heeft appellant zijn beroepsgronden herhaald. Door de combinatie van de zwakbegaafdheid en zijn psychische klachten kan hij onmogelijk arbeid verrichten. De geduide functies zijn ongeschikt gelet op zijn klachten en de door hem ingediende arbeidskundige grieven. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij een brief van zijn huisarts van 27 augustus 2012, een geneesmiddelenoverzicht uit 2012 en een rapportage van psychotherapeut Collens van 14 oktober 2011 overgelegd.
5.1. De Raad oordeelt als volgt.
5.2. Het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak slaagt niet. De beoordeling door de rechtbank van het bestreden besluit is juist. De rechtbank heeft ten aanzien van de door appellant in beroep aangevoerde gronden met juistheid geoordeeld dat de medische beoordeling die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit voldoende inzichtelijk, zorgvuldig en toereikend is. De verzekeringsarts heeft in de rapportage van 11 januari 2010 vastgesteld dat ten tijde dat appellant zich heeft ziek gemeld er sprake was van een ontregelde diabetes, maar dat ten tijde van het onderzoek op 17 december 2009 de diabetes goed was ingesteld.
Dit blijkt ook uit de informatie van de huisarts van 5 januari 2010, waaruit blijkt dat appellant sinds 2007 bekend is met diabetes mellitus 2, appellant goed is ingesteld en er geen complicaties zijn. Uit de informatie van de huisarts blijkt daarnaast volgens de verzekeringsarts dat er sprake is van onveranderde psychische klachten (persisterende
angst- en paniekstoornis) en maag- en rugklachten.
5.3. De in hoger beroep overgelegde medische gegevens kunnen niet leiden tot een ander oordeel. Deze zien niet op de datum in geding en zijn een herhaling van de in beroep overgelegde gegevens. Ten aanzien van de overgelegde rapportage van Collens van 14 oktober 2011 wordt verwezen naar de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van
4 juni 2012. Dat er een andere AS I-diagnose door Collens wordt gesteld dan dat er in het verleden is gesteld en dat er op AS II de diagnose zwakbegaafd wordt gesteld, mag zo zijn volgens de bezwaarverzekeringsarts, maar gelet op de aangegeven beperkingen op de FML en het feit dat bij het duiden van de functies rekening is gehouden met appellants lage vooropleiding en de functies eenvoudige productiewerk betreffen, ziet de bezwaarverzekeringsarts geen aanleiding voor een ander standpunt. De Raad heeft in het dossier en in hetgeen door appellant naar voren is gebracht geen aanwijzingen gevonden om dit standpunt van de bezwaarverzekeringsarts onjuist te achten. De door de psycholoog veronderstelde zwakbegaafdheid is daarnaast niet met onderzoekgegevens onderbouwd. Appellant heeft bovendien meer dan 10 jaar in Nederland arbeid verricht, een cursus Nederlands gevolgd en een heftruckdiploma gehaald in Nederland.
5.4. Uitgaande van de juistheid van de per einde wachttijd vastgestelde FML heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant, gelet op de aan deze functies verbonden belastende aspecten. Uit de arbeidsmogelijkhedenlijst van 11 januari 2010 blijkt dat voor de functie inpakster koekjes (sbc-code 111190) geen vereiste wordt gesteld voor het beheersen van de Nederlandse taal. De grief van appellant dat deze ongeschikt is vanwege de mondelinge instructies kan dan ook niet slagen. De in hoger beroep ingediende grief van appellant dat de functie inpakster koekjes ook ongeschikt is vanwege een hoog handelingstempo en een piekbelasting omdat volgens de functiebeschrijving de output per persoon tussen de 5.000 en 11.000 stuks per uur bedraagt, is onvoldoende onderbouwd. Appellant wordt volgens de FML bovendien niet beperkt geacht voor deze aspecten. Voor de overige herhaalde arbeidskundige gronden verwijst de Raad evenals de rechtbank naar de rapportages van de arbeidsdeskundige en bezwaararbeidsdeskundige die de signaleringen van eventueel mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid van appellant voldoende verifieerbaar en inzichtelijk hebben toegelicht en waaruit blijkt dat de belasting van de functies de mogelijkheden van appellant niet overschrijdt.
5.5. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2012.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) G.J. van Gendt
JvC