ECLI:NL:CRVB:2012:BY6351

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/6244 WIA + 12/6081 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de vaststelling van het dagloon in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het dagloon van appellant in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.P.M. Hogervorst, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem per 30 maart 2009 minder dan 35% arbeidsongeschikt had geacht en hem daardoor geen uitkering toekende. De Raad heeft het procesverloop en de eerdere besluiten van het Uwv in overweging genomen, waaronder een besluit van 4 september 2009 en een nieuw besluit van 25 juni 2012, waarin appellant een IVA-uitkering werd toegekend met een dagloon van € 106,92.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv het dagloon op correcte wijze heeft vastgesteld en dat de verwijzing van appellant naar een rapport van de arbeidskundige van 10 februari 2009 niet relevant is, omdat dit rapport betrekking heeft op het maatmanloon en niet op het dagloon. De Raad heeft het beroep tegen het besluit van 4 september 2009 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, terwijl het beroep tegen het besluit van 25 juni 2012 ongegrond werd verklaard. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.748,- bedragen, en heeft bepaald dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van € 152,- vergoedt.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter I.M.J. Hilhorst-Hagen en griffier M.D.F. de Moor. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de criteria voor de vaststelling van het dagloon in het kader van de WIA verduidelijkt en de rol van deskundigen in het proces benadrukt.

Uitspraak

10/6244 WIA, 12/6081 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 22 oktober 2010, 09/1809 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B. ] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 14 december 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.P.M. Hogervorst, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2011. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor het Uwv is verschenen drs. R. Spanjer.
De Raad heeft het onderzoek heropend en psychiater prof. dr. J.J. van Os als deskundige benoemd. Hij heeft op 17 januari 2012 zijn verslag naar de Raad toegezonden.
Vervolgens heeft de bezwaarverzekeringsarts op de rapportage van Van Os gereageerd.
Van Os heeft daarop zijn bevindingen nader toegelicht.
Op 25 juni 2012 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar afgegeven.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 12 februari 2009 heeft het Uwv geweigerd appellant per 30 maart 2009 in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat appellant per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht.
2. Bij besluit van 4 september 2009 (bestreden besluit I) is het bezwaar tegen het besluit van 12 februari 2009 ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
4.1. Naar aanleiding van het door de deskundige uitgebrachte rapport heeft het Uwv bij besluit van 25 juni 2012 (bestreden besluit II) appellant per 30 maart 2009 een IVA-uitkering toegekend, met een dagloon van € 106,92.
4.2. Appellant heeft als reactie op bestreden besluit II aangegeven dat hij zich geheel kan verenigen met de toegekende IVA-uitkering maar het niet eens is met de hoogte van het dagloon.
5.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.2. De Raad ziet aanleiding om, onder toepassing van de artikelen 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, tevens een oordeel te geven over bestreden besluit II, nu met dit besluit niet geheel is tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellant.
5.3. Het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak treft doel. De medische grondslag en als gevolg daarvan ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit I, wordt door het Uwv bij nader inzien onjuist geacht en niet langer gehandhaafd. Dit betekent dat de rechtbank ten onrechte het beroep tegen dit besluit ongegrond heeft verklaard, in verband waarmee de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Tevens dient bestreden besluit I te worden vernietigd.
5.4.1. Wat betreft het beroep van appellant tegen bestreden besluit II overweegt de Raad dat, nu aan appellant per 30 maart 2009 een IVA-uitkering is toegekend, alleen nog in geschil is de vraag of het dagloon juist is vastgesteld.
5.4.2. Bovenstaande vraag wordt bevestigend beantwoord. Appellant kan niet gevolgd worden in zijn stelling dat het dagloon niet juist is vastgesteld. Uit de gedingstukken kan niet afgeleid worden dat het Uwv het dagloon op incorrecte wijze heeft vastgesteld. De verwijzing van appellant naar het rapport van de arbeidskundige van 10 februari 2009 is niet juist omdat dat rapport ziet op het maatmanloon en niet op het dagloon.
5.5. Bestreden besluit II houdt in rechte stand. Het beroep van appellant tegen dat besluit wordt ongegrond verklaard.
6. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 874,- in beroep en € 874,- in hoger beroep, in totaal € 1.748,-.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 4 september 2009 gegrond en vernietigt dat besluit;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 25 juni 2012 ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een
bedrag van € 1.748,-, te betalen aan de griffier van de Raad;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht in beroep en in hoger beroep
van in totaal € 152,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2012.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) M.D.F. de Moor