ECLI:NL:CRVB:2012:BY6388
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om loskoppeling van het inkomen van de vader bij de vaststelling van de aanvullende beurs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 maart 2011. De appellante, A. te B., had een verzoek ingediend om loskoppeling van het inkomen van haar vader bij de vaststelling van haar aanvullende beurs. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat er geen sprake was van een ernstig en structureel conflict tussen appellante en haar vader, zoals vereist door de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) en het Besluit studiefinanciering 2000 (Bsf 2000).
Appellante betoogde in hoger beroep dat er wel degelijk voldaan was aan de conflicteis, aangezien de relatie met haar vader al lange tijd verstoord was en er sinds 2003 geen noemenswaardig contact meer was. Ze stelde dat er nooit een hechte band is geweest en dat haar vader geen interesse in haar heeft getoond. De Raad oordeelde echter dat de situatie niet voldeed aan de voorwaarden voor loskoppeling. De Raad benadrukte dat er sprake moet zijn van een fundamenteel en structureel verstoorde relatie, waarbij ernstige conflicten of geweld een rol spelen. De omstandigheden die appellante aanvoerde, zoals een slechte relatie met de vriendin van haar vader, waren onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van een voor loskoppeling in aanmerking komend conflict.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, waarbij de griffier J.R. Baas en de voorzitter T. Hoogenboom de uitspraak ondertekenden.