ECLI:NL:CRVB:2013:1003

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
11-6989 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor verhuizing en stoffering

In deze zaak heeft appellante een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de kosten van een verhuizing en de stoffering van haar nieuwe woning. De aanvraag werd op 16 maart 2010 door het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeente Aa en Hunze afgewezen. Het dagelijks bestuur stelde dat de kosten van een verhuizing behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en dat deze in beginsel uit het inkomen moeten worden betaald. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 22 juli 2010 ongegrond verklaard. De rechtbank Assen heeft op 27 oktober 2011 het beroep van appellante tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard.

Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de verhuizing noodzakelijk was vanwege een conflict met haar buurman. Ze heeft een logboek en een verklaring van haar huisarts overgelegd ter ondersteuning van haar claim. Echter, het dagelijks bestuur heeft in de voorbereiding van het besluit voldoende zorgvuldig gehandeld door contact op te nemen met de woningbouwvereniging, die bevestigde dat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die de noodzaak van de verhuizing konden onderbouwen.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellante de noodzaak van de verhuizing niet met objectieve en verifieerbare gegevens heeft onderbouwd. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat er geen medische noodzaak was om te verhuizen en dat appellante geen nadere onderbouwing heeft gegeven voor haar claims in hoger beroep. De Raad heeft het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, met de verbetering dat het dagelijks bestuur correct is aangeduid als verweerder.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/6989 WWB
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van
27 oktober 2011, 10/518 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante]te [woonplaats] (appellante)
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeente Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.W. Brouwer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2013. Voor appellante is verschenen mr. Brouwer. Het dagelijks bestuur is, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 29 december 2009 heeft appellante een aanvraag gedaan om bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) voor de kosten van een verhuizing en stoffering van haar nieuwe woning. Bij besluit van 16 maart 2010 heeft het dagelijks bestuur deze aanvraag afgewezen.
1.2.
Bij besluit van 22 juli 2010 heeft het dagelijks bestuur het bezwaar van appellante tegen het besluit van 16 maart 2010 ongegrond verklaard. Daaraan heeft het dagelijks bestuur ten grondslag gelegd dat de kosten van een verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die in beginsel dienen te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Het dagelijks bestuur heeft geen grond gezien hiervan af te wijken. Uit informatie van de woningbouwvereniging volgt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden waaruit de noodzaak om te verhuizen kan worden afgeleid.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
16 maart 2010 ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft zich tegen deze uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat de verhuizing wel noodzakelijk was. Zij kon vanwege een conflict met de buurman niet langer in haar huis blijven wonen. Appellante heeft gewezen op het door haar opgestelde logboek over haar ervaringen met deze buurman en op een verklaring van de huisarts. Volgens appellante heeft het dagelijks bestuur onvoldoende onderzoek gedaan naar de omstandigheden nu het geen contact heeft opgenomen met een van de in het logboek met name genoemde agenten.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het bestreden besluit is genomen door het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeente Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo. De rechtbank spreekt in de aangevallen uitspraak abusievelijk van Werkplein Baanzicht als verweerder. Nu het voor appellanten en het dagelijks bestuur duidelijk is wie de partijen zijn, die in de aangevallen uitspraak worden genoemd, zal de Raad die uitspraak aldus lezen en in deze uitspraak het dagelijks bestuur met zijn juiste naam aanduiden.
4.2.
In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.3.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen (CRvB 27 januari 2009, LJN BH2282) dient bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, op welk punt het dagelijks bestuur ingevolge genoemde bepaling een zekere beoordelingsvrijheid heeft.
4.4.
Niet in geschil is dat de kosten van de verhuizing zich voordoen. Anders is dat met betrekking tot het antwoord op de vraag of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Partijen verschillen daarbij van mening over de vraag of de verhuizing noodzakelijk was.
4.5.
Het dagelijks bestuur heeft in de voorbereiding van het besluit voldoende zorgvuldig gehandeld door in reactie op de aanvraag van appellante contact op te nemen met de woningbouwvereniging. Hieruit is naar voren gekomen dat er vanaf begin 2008 onenigheid was met de buurman, dat geen sprake was van overlast en dat appellante geen urgentie of extra punten heeft gekregen om te verhuizen. De stelling van appellante dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid omdat het dagelijks bestuur geen contact heeft gezocht met de in het logboek genoemde agenten slaagt niet. Appellante heeft immers het logboek waarin deze namen staan vermeld, pas overgelegd nadat het bestreden besluit was genomen. Het dagelijks bestuur kon daarmee dus nog geen rekening houden.
4.6.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellante de noodzaak van de verhuizing niet met objectieve en verifieerbare gegevens, zoals een aangifte bij de politie of een verhuisadvies van de wijkagent heeft onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Ook de niet onderbouwde of nader toegelichte verklaring van de huisarts is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat er een medische noodzaak was om te verhuizen. Appellante heeft in hoger beroep geen nadere onderbouwing van deze in beroep overgelegde stukken gegeven. Hieruit volgt dat appellante de noodzaak van de verhuizing niet aannemelijk heeft gemaakt. Gelet hierop kon het dagelijks bestuur tot de conclusie komen dat geen sprake was van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan.
4.7.
Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak met verbetering van tenaamstelling moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak met dien verstande dat daarin als verweerder het dagelijks bestuur wordt gelezen.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van T.A. Meijering als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2013.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
(getekend) T.A. Meijering

HD