ECLI:NL:CRVB:2013:1025
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- W.H. Bel
- A.M. Overbeeke
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege de veronderstelling dat appellante, A. te P., samenwoont met H. op haar adres. Appellante ontving sinds 20 augustus 2008 bijstand, maar na een anonieme fraudemelding startte de sociale recherche een onderzoek. Dit onderzoek omvatte dossieronderzoek, waarnemingen en observaties, en het horen van getuigen. De bevindingen leidden tot de conclusie dat appellante en H. in de te beoordelen periode hun hoofdverblijf hadden op het adres van appellante.
Het college van burgemeester en wethouders van Purmerend besloot op 3 december 2009 de bijstand van appellante in te trekken met terugwerkende kracht tot 20 augustus 2008 en vorderde een bedrag van € 20.042,03 terug. Appellante maakte bezwaar, maar het college verklaarde dit gedeeltelijk gegrond, waarbij de intrekking werd vastgesteld op 6 juli 2009. De rechtbank Haarlem verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad concludeert dat er voldoende feitelijke grondslag is voor de conclusie dat appellante en H. in de relevante periode een gezamenlijke huishouding voerden. De verklaringen van appellante, H. en omwonenden, alsook de onderzoeksresultaten, ondersteunen deze conclusie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 16 juli 2013.