ECLI:NL:CRVB:2013:1093

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juli 2013
Publicatiedatum
22 juli 2013
Zaaknummer
11-1221 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van gedeeltelijke WAO-uitkering met voldoende medische grondslag en niet onderschatte beperkingen

In deze zaak gaat het om de toekenning van een gedeeltelijke WAO-uitkering aan appellant, die in maart 2001 uitviel wegens psychische klachten. Appellant was aanvankelijk in aanmerking gekomen voor een uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Echter, per 8 juni 2005 trok het Uwv de uitkering in, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. In 2009 diende appellant een wijzigingsformulier in, waarin hij aangaf dat zijn gezondheid was verslechterd. Het Uwv kende hem vervolgens een WAO-uitkering toe van 15 tot 25% met terugwerkende kracht naar 29 maart 2007.

Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, wat door het Uwv werd gegrond verklaard. De rechtbank Breda oordeelde dat de verzekeringsartsen geen te geringe medische beperkingen hadden vastgesteld en dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand moesten blijven. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bevindingen van de verzekeringsartsen en de psychiater, die de belastbaarheid van appellant bevestigden. De rechtbank oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts niet voldoende rekening had gehouden met de voetklachten van appellant, maar dat dit niet leidde tot een aanpassing van de Functionele Mogelijkhedenlijst.

In hoger beroep handhaafde appellant zijn standpunt dat zijn beperkingen waren onderschat. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellant zijn standpunt niet had onderbouwd met nieuwe inzichten of medische bescheiden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad concludeerde dat de functies die aan appellant waren toegewezen passend waren, ondanks zijn beperkingen op het gebied van samenwerking.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.C. Bruning als voorzitter en E.J. Govaers en L.J.A. Damen als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 19 juli 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/1221 WAO
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 10 januari 2011, 10/2739 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J.P.M. Snoeren, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Snoeren. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. W.P.F. Oosterbos.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is in maart 2001 uitgevallen wegens psychische klachten voor zijn werkzaamheden als onderhoudsschilder. Per einde wachttijd is hij in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van Wet op de arbeidsongeschiktheidverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Met ingang van
8 juni 2005 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid vanaf die datum minder dan 15% bedroeg. Appellant heeft op
15 juli 2009 een wijzigingsformulier aan het Uwv toegezonden waarin hij heeft vermeld dat zijn gezondheid sinds juni 2007 is verslechterd.
1.2. Bij besluit van 7 december 2009 heeft het Uwv aan appellant met ingang van 29 maart 2007 een WAO-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
1.3. Het tegen het besluit van 7 december 2009 gemaakte bezwaar van appellant heeft het Uwv bij besluit van 21 mei 2010 (bestreden besluit) gegrond verklaard. Daarbij is de ingangsdatum van de toekenning bepaald op 6 maart 2007 en is de mate van arbeidsongeschiktheid gesteld op 55 tot 65%.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
2.2. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de verzekeringsartsen bij appellant niet te geringe medische beperkingen hebben vastgesteld. De verzekeringsarts heeft appellant gezien op het spreekuur, zijn dossier bestudeerd en informatie ingewonnen bij psycholoog
drs. G.J. van Brussel. De bezwaarverzekeringsarts heeft voorts nog informatie ingewonnen bij de huisarts en een psychiatrische expertise laten uitvoeren door psychiater W. Eland. Deze laatste heeft te kennen gegeven zich te kunnen verenigen met de vastgestelde belastbaarheid van appellant. Gelet op de verkregen bevindingen acht de bezwaarverzekeringsarts appellant belastbaar met als toevoeging een (tijdelijke) urenbeperking van 20 uur per week, die is neergelegd in een gewijzigde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 1 april 2010. Omdat Eland bekend was met de slaapproblemen van appellant en daarin kennelijk geen aanleiding vond voor een urenbeperking, zag de rechtbank gelet daarop geen aanleiding voor een verdergaande urenbeperking. De rechtbank zag in de verklaring van Van Brussel, dat routinematig werk appellant weer achteruit zou doen gaan, onvoldoende grond om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsartsen en Eland, die van oordeel waren dat appellant juist was aangewezen op vaste, bekende werkwijzen.
2.3. De vernietiging van het bestreden besluit berust op het oordeel van de rechtbank dat de bezwaarverzekeringsarts van het Uwv voorbij was gegaan aan de in bezwaar gestelde voetklachten van appellant. Nu de bezwaarverzekeringsarts in de beroepsfase alsnog genoegzaam heeft toegelicht dat als gevolg daarvan er geen aanleiding is om de FML verder aan te scherpen, heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
2.4. De rechtbank heeft zich daarnaast kunnen verenigen met het standpunt van het Uwv dat de functies passend zijn voor appellant. In dit verband heeft de rechtbank overwogen dat voor de functies geen VMBO-niveau, maar voltooid basisonderwijs is vereist. Hieraan voldoet appellant. Voorts is appellant weliswaar beperkt op het aspect samenwerken, maar kan hij wel met anderen werken, mits sprake is van een eigen, van te voren afgebakende deeltaak. Aan dit laatste wordt voldaan bij de geselecteerde functies.
3.
In hoger beroep, dat geacht moet worden uitsluitend te zijn gericht tegen de beslissing van de rechtbank om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten, heeft appellant zijn opvatting gehandhaafd dat zijn beperkingen zijn onderschat. In dat kader heeft hij aangevoerd dat een verdergaande urenbeperking dient te worden vastgesteld, dat zijn psychische beperkingen onjuist zijn weergegeven en dat hij niet in staat is om de geduide functies te verrichten, met name omdat hij moeite heeft met samenwerken.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden van hoger beroep van appellant als vermeld onder 3 vormen in essentie een herhaling van het in beroep ingenomen standpunt. Appellant heeft dit standpunt in hoger beroep niet met nieuwe inzichten of nieuwe medische bescheiden, die zien op de datum in geding van 6 maart 2007, onderbouwd. De Raad kan zich geheel vinden in de wijze waarop de rechtbank, zoals weergegeven onder 2.1 tot en met 2.4, het standpunt van appellant heeft besproken en beoordeeld en heeft hieraan niets toe te voegen.
4.2.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd voor zover aangevochten.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter en E.J. Govaers en L.J.A. Damen als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2013.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) I.J. Penning

EH