ECLI:NL:CRVB:2013:1093
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- E.J. Govaers
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Toekenning van gedeeltelijke WAO-uitkering met voldoende medische grondslag en niet onderschatte beperkingen
In deze zaak gaat het om de toekenning van een gedeeltelijke WAO-uitkering aan appellant, die in maart 2001 uitviel wegens psychische klachten. Appellant was aanvankelijk in aanmerking gekomen voor een uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Echter, per 8 juni 2005 trok het Uwv de uitkering in, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. In 2009 diende appellant een wijzigingsformulier in, waarin hij aangaf dat zijn gezondheid was verslechterd. Het Uwv kende hem vervolgens een WAO-uitkering toe van 15 tot 25% met terugwerkende kracht naar 29 maart 2007.
Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, wat door het Uwv werd gegrond verklaard. De rechtbank Breda oordeelde dat de verzekeringsartsen geen te geringe medische beperkingen hadden vastgesteld en dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand moesten blijven. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bevindingen van de verzekeringsartsen en de psychiater, die de belastbaarheid van appellant bevestigden. De rechtbank oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts niet voldoende rekening had gehouden met de voetklachten van appellant, maar dat dit niet leidde tot een aanpassing van de Functionele Mogelijkhedenlijst.
In hoger beroep handhaafde appellant zijn standpunt dat zijn beperkingen waren onderschat. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellant zijn standpunt niet had onderbouwd met nieuwe inzichten of medische bescheiden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad concludeerde dat de functies die aan appellant waren toegewezen passend waren, ondanks zijn beperkingen op het gebied van samenwerking.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.C. Bruning als voorzitter en E.J. Govaers en L.J.A. Damen als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 19 juli 2013.