ECLI:NL:CRVB:2013:1108
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand zonder dringende redenen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 20 maart 2012, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Coevorden ongegrond werd verklaard. Appellant ontving sinds 5 december 2006 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) voor een alleenstaande ouder, met een toeslag van 10% vanwege een inwonende moeder. Op 3 februari 2009 bereikte de jongste zoon van appellant de leeftijd van achttien jaar en verhuisde op 1 september 2009. Het college herzag op 3 november 2010 het recht op bijstand van appellant over de periode van 3 februari 2009 tot 1 oktober 2010, waardoor appellant alleenstaande bijstand ontving. Tevens vorderde het college op 27 december 2010 een bedrag van € 3.614,07 terug van appellant wegens te veel verleende bijstand.
Appellant ging in beroep tegen het besluit van het college, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep stelde appellant dat het college onvoldoende rekening had gehouden met de herziening en dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellant zijn standpunt niet voldoende had onderbouwd en dat de enkele stelling van problemen niet voldoende was om het college te dwingen af te zien van herziening en terugvordering. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.