ECLI:NL:CRVB:2013:1123

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
23 juli 2013
Zaaknummer
12-3053 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 9 december 2009 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand van € 700,-- voor de kosten van een televisie, gordijnen, wasdroger en wasmachine. Deze aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen, omdat de kosten voor de wasdroger niet als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan werden beschouwd en appellant niet had aangetoond dat hij in bijzondere omstandigheden verkeerde die een uitzondering op het beleid rechtvaardigden.

De rechtbank had het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. Hij voerde aan dat hij geen mogelijkheden had om te reserveren voor de gevraagde kosten en dat gespreide betaling voor hem geen optie was. Ook stelde hij dat de levensduur van de wasmachine en droger korter was dan gebruikelijk en dat er bijzondere omstandigheden waren die hem recht gaven op bijzondere bijstand.

De Raad oordeelde dat de kosten voor de wasdroger niet als noodzakelijke kosten konden worden aangemerkt, omdat er alternatieven zijn voor het drogen van kleding. Daarnaast werd vastgesteld dat appellant geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die zijn situatie rechtvaardigden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht had besloten om de aanvraag voor bijzondere bijstand af te wijzen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/3053 WWB
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
13 april 2012, 11/5843 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te[woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R. Shahbazi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 11 juni 2013. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt vanaf 9 december 2009 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB), laatstelijk naar de norm voor een alleenstaande. Bij brief van 20 juli 2011 heeft appellant, voor zover van belang, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand tot een bedrag van € 700,-- als bijdrage in de kosten van een televisie, gordijnen, wasdroger en wasmachine. Bij besluit van 29 augustus 2011 heeft het college deze aanvraag afgewezen.
1.2.
Bij besluit van 10 november 2011 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 29 augustus 2011 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college voor wat betreft de grondslag van de afwijzing van de gevraagde bijstand voor de kosten van een televisie, gordijnen en een wasmachine verwezen naar de beleidsvoorschriften. Daarin is bepaald dat ook als iemand bijstand heeft, hij geacht wordt zelf in de kosten van duurzame gebruiksgoederen te voorzien door vooraf te reserveren, te lenen bij de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam of door gespreide betaling achteraf. Aan de afwijzing van de gevraagde bijstand voor de kosten voor een wasdroger heeft het college ten grondslag gelegd dat deze niet tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren. Alleen in bijzondere situaties wordt op deze regels een uitzondering gemaakt. Een dergelijke bijzondere situatie doet zich bij appellant niet voor.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij heeft daartoe, samengevat, aangevoerd dat hij geen mogelijkheden heeft gehad om te reserveren voor de gevraagde kosten. Ook gespreide betaling achteraf is voor hem geen optie, omdat hij niet kan voldoen aan de maandelijkse aflossingsverplichtingen. Bovendien was de levensduur van de wasmachine en droger korter dan gebruikelijk. Voorts zijn er bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college hem in afwijking van het beleid bijzondere bijstand had dienen toe te kennen, omdat de goederen eerder dan gebruikelijk zijn stuk gegaan. Tot slot heeft appellant gesteld dat uit de stukken niet blijkt dat het college de in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde belangenafweging heeft gemaakt en dat hij onevenredig hard zou worden getroffen, indien hij de duurzame goederen zelf moet betalen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In de ter nadere uitwerking van het begrip bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB door het college gehanteerde werkvoorschriften van de gemeente Amsterdam (Werkvoorschriften WWB) staat vermeld voor welke goederen en in welke situaties bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen kan worden verstrekt.
Kosten wasdroger
4.2.
Volgens de Werkvoorschriften WWB worden kosten voor een droger niet aangemerkt als algemeen gebruikelijke gebruiksgoederen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de kosten van een wasdroger niet aangemerkt kunnen worden als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, omdat kleding ook op andere wijze kan worden gedroogd. Appellant heeft geen bijzondere (medische) omstandigheden aangevoerd op grond waarvan in zijn geval de gevraagde kosten als noodzakelijke kosten aangemerkt dienen te worden. Appellant heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat voor de gevraagde kosten een (medische) noodzaak bestond.
Kosten wasmachine, televisie en gordijnen
4.3.
De kosten van woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen, zoals hier aan de orde, behoren tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen van de betrokkene hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Voor die kosten wordt alleen bijzondere bijstand verleend indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden die ertoe leiden dat die kosten niet uit het inkomen op het niveau van de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
4.4.
In geschil is de vraag of deze kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en met name of appellant de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor deze kosten.
4.5.
Appellant heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan aangenomen moet worden dat hij niet heeft kunnen reserveren voor de gevraagde kosten. Dat appellant van bijstand moet rondkomen en dat zijn wasmachine, zo hij stelt, eerder kapot is gegaan dan gebruikelijk, levert geen bijzondere omstandigheden op zoals onder 4.3 weergegeven.
4.6.
In paragraaf 9.5.9.3 van de Werkvoorschriften WWB zijn enkele bijzondere situaties omschreven waarin het college het gerechtvaardigd acht dat bijzondere bijstand wordt verleend. Niet in geschil is dat de situatie van appellant daar niet onder valt. Met die constatering kon het college wat betreft de Werkvoorschriften WWB, gelet op 4.1, volstaan. Het college heeft immers, in overeenstemming met artikel 35, eerste lid, van de WWB tevens bezien of in de situatie van appellant (anderszins) sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten van het bestaan. De beroepsgrond van appellant dat de rechtbank had moeten beoordelen of het college met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht van de Werkvoorschriften WWB had behoren af te wijken, treft daarom geen doel.
4.7.
Het standpunt van appellant dat hij onevenredig hard wordt getroffen door het afwijzende besluit omdat hij op grond daarvan de duurzame gebruiksgoederen zelf moet betalen terwijl hij van bijstand moet rondkomen, wordt onder verwijzing naar 4.3 verworpen.
4.8. Uit 4.1 tot en met 4.7 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van M. Sahin als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2013.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) M. Sahin
ew