ECLI:NL:CRVB:2013:1126

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
23 juli 2013
Zaaknummer
12-1697 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor extra energiekosten zonder bijzondere omstandigheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de afwijzing van hun aanvraag voor bijzondere bijstand voor extra energiekosten. Appellanten hebben op 18 januari 2011 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand over de periode van 14 augustus 2009 tot en met 2 augustus 2010, waarbij zij een bedrag van € 2.349,14 aan energiekosten hadden betaald. Het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas heeft deze aanvraag op 9 februari 2011 afgewezen, en het bezwaar van appellanten tegen deze afwijzing is op 28 juni 2011 ongegrond verklaard. De rechtbank Roermond heeft in haar uitspraak van 10 februari 2012 het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij in een oude, slecht geïsoleerde woning wonen en dat zij hun stookkosten proberen te drukken door gebruik te maken van een houtkachel. Ze hebben echter niet kunnen aantonen dat er bijzondere omstandigheden zijn die hen recht geven op bijzondere bijstand voor extra stookkosten. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen gesteld dat stookkosten tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten behoren en dat deze kosten, behoudens bijzondere omstandigheden, uit de bijstandsnorm moeten worden voldaan. De Raad heeft geoordeeld dat appellanten geen bijzondere omstandigheden hebben aangetoond die hen in dit geval recht geven op bijzondere bijstand.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellanten afgewezen. De uitspraak is gedaan door C. van Viegen, met T.A. Meijering als griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 juli 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/1697 WWB, 12/1699 WWB
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
10 februari 2012, 11/1051 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] en [Appellante] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas (college)
PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2013. Appellanten zijn verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door S.R. Schipperheijn.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten hebben op 18 januari 2011 bijzondere bijstand aangevraagd voor extra energiekosten over de periode van 14 augustus 2009 tot en met 2 augustus 2010. Over deze periode hebben appellanten een bedrag van € 2.349,14 betaald. Appellanten hebben verzocht om vergoeding van de kosten die overblijven na aftrek van de NIBUD norm van € 90,-- per maand.
1.2. Bij besluit van 9 februari 2011 heeft het college deze aanvraag afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 28 juni 2011 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellanten tegen het besluit van 9 februari 2011 ongegrond verklaard. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat in de situatie van appellanten niet gebleken is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.
Zoals de Raad eerder in een geschil tussen partijen heeft overwogen (CRvB 5 maart 2013, LJN BZ3252) behoren stookkosten tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten die
- behoudens bijzondere omstandigheden - uit de toepasselijke bijstandsnorm dienen te worden voldaan. Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat in het individuele geval de bijstandsnorm niet volledig toereikend is ter voorziening in bepaalde noodzakelijke kosten.
4.3.
Appellanten voeren aan dat zij wonen in een oude, slecht geïsoleerde woning. Zij doen hun uiterste best om de stookkosten te drukken en hebben naast centrale verwarming ook een houtkachel. De houtvoorraad was niet voldoende vanwege een koude winter. Hun jongste dochter woonde ten tijde hier van belang nog thuis en in verband met haar epilepsie was een constante temperatuur in de woning noodzakelijk. Inmiddels is deze dochter verhuisd en verwarmen appellanten niet meer de gehele woning. Ook krijgen appellanten nu resthout van een timmerman.
4.4. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellanten geen bijzondere omstandigheden hebben aangevoerd op grond waarvan zij - in afwijking van de onder 4.2 vermelde hoofdregel - wel in aanmerking moeten worden gebracht voor bijzondere bijstand voor extra stookkosten. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat hun woning in verband met de medische toestand van hun dochter extra moest worden verwarmd. De hogere stookkosten komen voort uit het feit dat appellanten in een slecht geïsoleerde woning wonen. In rechtsoverwegingen 4.3 tot en met 4.5 van zijn uitspraak van 26 juni 2012, LJN BW9868 heeft de Raad in een vergelijkbaar geval geoordeeld dat dit niet kan worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB.
4.5. Het hoger beroep slaagt derhalve niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van T.A. Meijering als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2013.
(getekend) C. van Viegen
(getekend) T.A. Meijering

RH