ECLI:NL:CRVB:2013:1331

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 augustus 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
12-19 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van de uitspraak inzake WIA-uitkering en psychische klachten

In deze zaak heeft verzoeker, die in Duitsland woont, een verzoek om herziening ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van psychische klachten die volgens verzoeker onjuist zijn beoordeeld door de deskundige van de Raad. De Raad heeft op 6 januari 2010 een uitspraak gedaan waarin het verzoek van verzoeker om een WIA-uitkering werd afgewezen. Verzoeker stelt dat er nieuwe feiten zijn die een herziening rechtvaardigen, maar de Raad oordeelt dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die niet eerder bekend waren. De Raad verwijst naar de relevante wetgeving, waaronder artikel 21 van de Beroepswet en artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht, die voorwaarden stellen aan herziening. De Raad concludeert dat de door verzoeker ingebrachte medische gegevens en rapporten van zijn behandelend arts niet als nieuwe feiten kunnen worden aangemerkt, omdat deze gegevens reeds bekend waren en niet relevant zijn voor de datum waarop de eerdere uitspraak is gedaan. De Raad wijst het verzoek om herziening af, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 7 augustus 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/19 WIA
Meervoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 6 januari 2010, 08/3965 WIA
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (Duitsland) (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. L.C.A.M. Bouts, advocaat, verzocht om herziening van de hiervoor genoemde uitspraak van de Raad.
Het Uwv heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2013. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Bouts. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.J.H.H. Fuchs.

OVERWEGINGEN

1.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
. waren ze bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.
Bij de uitspraak waarvan herziening is verzocht, gepubliceerd onder LJN BK8889, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 18 juni 2008, 08/121, bevestigd. Daartoe heeft de Raad de conclusies gevolgd van de door hem ingeschakelde psychiater. Bij de uitspraak van 18 juni 2008 heeft de rechtbank het door verzoeker ingestelde beroep tegen het besluit van 11 december 2007 ongegrond verklaard. Met dat besluit heeft het Uwv zijn standpunt gehandhaafd dat verzoeker met ingang van 24 januari 2006 geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toekomt, aangezien uit medisch en arbeidskundig onderzoek is gebleken dat verzoeker meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
3.
In zijn verzoek om herziening heeft verzoeker betoogd dat de bij hem bestaande psychische klachten door de deskundige van de Raad op onjuiste wijze zijn beoordeeld. Hij heeft daartoe ondermeer verwezen naar informatie van de behandelend sector en met name naar de rapporten van 21 januari 2011, 6 oktober 2011 en 29 mei 2013 van H-L Sötzen, Facharzt für Psychiatrie te Würselen, Duitsland.
4.
Dat verzoeker voor de ernst van zijn psychische klachten thans (ook) steun heeft gevonden in de in punt 3 genoemde rapporten kan niet leiden tot een geslaagd beroep op artikel 8:88 van de Awb. Er is hier immers sprake van een andere kwalificatie van reeds bekende medische gegevens. Volgens vaste rechtspraak van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraak van
10 oktober 2012, LJN BY0041, kan dat niet worden aangemerkt als een nieuw feit in de zin van artikel 8:88 van de Awb. Bovendien blijkt uit de brief van H-L Sötzen van 29 mei 2013 dat appellant sedert 21 december 2010 bij deze arts onder behandeling is, zijnde bijna vijf jaar na 24 januari 2006.
5.
Met betrekking tot de door verzoeker ingebrachte medische gegevens inzake zijn lichamelijke klachten wordt eveneens geoordeeld dat het hier reeds bekende klachten betreft, noch daargelaten dat deze gegevens niet zien op de datum 24 januari 2006.
6.
Er moet dan ook worden vastgesteld dat verzoeker met het onderhavige verzoek heeft beoogd op basis van reeds bekende gegevens een - bij het rechtsmiddel van herziening niet passende - hernieuwde discussie over zijn arbeidsongeschiktheid te voeren.
7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en
R.P.T. Elshoff als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2013.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) D.E.P.M. Bary
eh