ECLI:NL:CRVB:2013:1383
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- M. Hillen
- A.M. Overbeeke
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin de afwijzing van een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) werd bevestigd. Appellant had op 28 februari 2011 een aanvraag ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft deze afgewezen op 10 mei 2011, omdat appellant onvoldoende en onjuiste informatie had verstrekt. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht. Appellant had aangegeven dat hij sinds mei 2010 geen werk meer had en dat hij een bankrekening had. Echter, uit informatie van de verhuurder bleek dat appellant een dienstverband had bij een firma in Duitsland en dat zijn salaris op een andere bankrekening werd gestort. Dit leidde tot de conclusie dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad oordeelde dat de gedingstukken voldoende bewijs boden voor het standpunt van het college. Appellant had geen melding gemaakt van zijn dienstverband en de bijbehorende bankrekening, wat essentieel was voor de beoordeling van zijn bijstandsaanvraag. De Raad bevestigde dat het college de aanvraag terecht had afgewezen en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.F. Bandringa als voorzitter en M. Hillen en A.M. Overbeeke als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 juli 2013.