ECLI:NL:CRVB:2013:1460
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die in strijd met de inlichtingenverplichting geen melding heeft gemaakt van zijn handel in verdovende middelen en de daaruit ontvangen inkomsten. Het college van burgemeester en wethouders van Kollumerland heeft op 3 september 2009 besloten de bijstand van appellant over de periode van 1 augustus 2008 tot en met 24 maart 2009 in te trekken en de ten onrechte verleende bijstand van € 10.875,61 terug te vorderen. Dit besluit is in rechte onaantastbaar geworden, wat betekent dat appellant een verwijt treft voor het ontstaan van de vordering.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 oktober 2010, waarin het college de vordering heeft gebruteerd tot een saldo van € 10.960,73. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep is gegaan. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het besluit van 3 september 2009 in rechte onaantastbaar is en dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot brutering. De Raad heeft ook overwogen dat het enkele feit dat het college pas in oktober 2009 is overgegaan tot brutering, het besluit niet onrechtmatig maakt. Appellant had de mogelijkheid om de vordering netto terug te betalen gedurende de periode van 3 september 2009 tot 31 december 2009.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.