ECLI:NL:CRVB:2013:1529
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- E.J. Govaers
- C.C.W. Lange
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over weigering WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid bij aanvang verzekering
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de weigering van een WIA-uitkering aan appellant beoordeeld. Appellant, die als medewerker in de spoelkeuken bij een vliegtuigmaatschappij werkte, meldde zich ziek op 12 augustus 2008 na eerder hersteld te zijn verklaard. Hij had nek-, rug- en armklachten en vroeg op 27 april 2010 een WIA-uitkering aan. Het Uwv weigerde deze uitkering, stellende dat appellant bij aanvang van de verzekering op 11 augustus 2008 al volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond, maar appellant ging in hoger beroep.
De Raad oordeelt dat de afwijzingsgronden van het Uwv onvoldoende zijn onderbouwd. De primaire grond, dat appellant al bij aanvang van de verzekering volledig arbeidsongeschikt was, wordt betwist door appellant, die stelt dat er geen significante verandering in zijn gezondheid was tussen de hersteldverklaring en de aanvang van de verzekering. De Raad wijst erop dat het enkele bestaan van klachten niet voldoende is voor het aannemen van arbeidsongeschiktheid. De subsidiaire grond, dat uitval binnen zes maanden na aanvang van de verzekering te verwachten was, is eveneens niet voldoende onderbouwd.
De Raad draagt het Uwv op om binnen zes weken het motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen, waarbij het Uwv moet ingaan op de aard en ernst van de arbeidsongeschiktheid van appellant en de discrepantie tussen de hersteldverklaring en de arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 juli 2013.