ECLI:NL:CRVB:2013:1652
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- R.E. Bakker
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na maximale termijn en nieuwe ziekmelding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. De appellant, die als zelfstandig installateur werkte en vrijwillig verzekerd was op grond van de Ziektewet (ZW), ontving van 20 april 2009 tot en met 17 april 2011 ziekengeld. Het Uwv heeft op 3 mei 2011 aan de appellant meegedeeld dat zijn recht op ZW-uitkering na 104 weken eindigde, en dat de uitkering tot en met 17 april 2011 werd betaald. Appellant meldde zich op 25 mei 2011 opnieuw ziek, maar het Uwv weigerde hem een nieuwe ZW-uitkering toe te kennen, omdat de maximale termijn op 18 april 2011 was bereikt. Appellant had geen bezwaar aangetekend tegen het eerdere besluit van het Uwv, waardoor dit besluit in rechte vaststond.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij vóór 17 april 2011 volledig hersteld was en dat de beëindiging van de uitkering niet het gevolg was van ziekte, maar van de economische crisis en de houding van het Uwv. De Raad overwoog dat, volgens artikel 29, vijfde lid, van de ZW, geen ziekengeld wordt uitgekeerd na een periode van 104 weken ongeschiktheid tot werken. De Raad bevestigde dat de appellant niet meer kon opkomen tegen het besluit van het Uwv van 3 mei 2011, en dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts, die de eerste ziektedag op 12 mei 2011 vaststelde, juist was. De Raad concludeerde dat het Uwv op goede gronden de nieuwe ZW-uitkering had geweigerd en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.