ECLI:NL:CRVB:2013:1668

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 september 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
11-7570 MPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verhoging militair invaliditeitspensioen na uitzending naar Libanon met PTSS

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, een voormalig militair die van augustus tot november 1979 in Libanon was uitgezonden, had in 2004 een posttraumatische stressstoornis (PTSS) vastgesteld gekregen. Hij ontving een militair invaliditeitspensioen op basis van een invaliditeitspercentage van 60%. In augustus 2007 verzocht hij om verhoging van dit pensioen, met name in verband met maag- en darmklachten. Dit verzoek werd afgewezen, en het percentage van 60% werd gehandhaafd.

De Raad heeft vastgesteld dat de psychische klachten van de appellant niet waren verergerd en dat de maagklachten volgens de adviserend verzekeringsarts niet gerelateerd waren aan het dienstverband. De psychiater M.J. van Weers heeft in een rapport geconcludeerd dat er geen sprake was van een verergering van de PTSS, maar van een persoonlijkheidsstoornis met verschillende kenmerken. De Raad heeft geen aanleiding gevonden om het percentage van 60% te herzien, ondanks de twijfels over het dienstverband.

De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat alle beperkingen als gevolg van de psychische klachten zijn meegenomen in de beoordeling. Er was geen bewijs voor een causaal verband tussen de diensttijd in Libanon en de maag- en darmklachten van de appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

11/7570 MPW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
23 november 2011, 10/9278 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Defensie (minister)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift en desgevraagd nog nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. P.M. Groenhart. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door H.A.L. Knoben.

OVERWEGINGEN

1.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is in de periode van 1 augustus 1979 tot 21 november 1979 als militair uitgezonden geweest naar Libanon. In 2004 is bij hem een posttraumatische stressstoornis (PTSS) geconstateerd, waarvoor verband met de diensttijd in Libanon is aanvaard. In 2004 en 2006 is de mate van invaliditeit op grond van deze psychische klachten bepaald op 60%. Appellant heeft op basis van dat percentage een militair invaliditeitspensioen ontvangen.
1.2.
In augustus 2007 heeft appellant via een zorgcoördinator verzocht om verhoging van zijn militair invaliditeitspensioen. Bij besluit van 13 maart 2008 is hierop afwijzend beslist. Het invaliditeitspercentage is gehandhaafd op 60%. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 23 november 2010 ongegrond verklaard.
2.
Het door appellant tegen het besluit van 23 november 2010 ingestelde beroep is bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
3.
In hoger beroep is met name naar voren gebracht dat appellant een verhoging van zijn invaliditeitspensioen heeft gevraagd in verband met maag- en darmklachten en dat de psychische klachten zijn onderschat. De gemachtigde van appellant heeft verzocht om een nader psychiatrisch onderzoek.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Blijkens de gedingstukken heeft appellant verhoging van zijn pensioen aangevraagd in verband met maagklachten. Hij heeft toen aangegeven dat zijn psychische klachten niet waren verergerd. Om die reden en omdat er bij het Sociaal Medisch Onderzoek ook geen aanwijzingen waren voor een toename van de psychische klachten, is toen ook afgezien van verder onderzoek op dat gebied. Voor de maagklachten, die volgens de adviserend verzekeringsarts berusten op een anatomische/fysiologische aanleg, is geen dienstverband aanvaard.
4.2.
Omdat appellant in bezwaar stelde dat zijn psychische klachten waren verergerd, is alsnog een nader onderzoek ingesteld door de psychiater M.J. van Weers. Deze psychiater heeft appellant onderzocht, de beschikbare medische gegevens bestudeerd en informatie ingewonnen bij de behandelende artsen van appellant. In een rapport van 15 september 2009 heeft deze psychiater geconcludeerd dat bij nader inzicht geen sprake is van een PTSS, maar van een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met schizotypische, antisociale, narcistische en theatrale kenmerken en verder van cannabisverslaving. Hiervoor achtte
Van Weers geen (verergerend) dienstverband aanwezig. Appellant kreeg, gezien het complexe psychiatrische ziektebeeld, het voordeel van de twijfel en de mate van invaliditeit werd gehandhaafd op 60%.
4.3.
In de niet met medische oordelen onderbouwde stellingen van de zijde van appellant heeft de Raad geen aanleiding gevonden om het bij het bestreden besluit gehandhaafde percentage van 60% onderschat te achten. Ondanks de aanwezige twijfel over het dienstverband zijn alle beperkingen als gevolg van de psychische klachten van appellant hierin meegenomen. De Raad ziet dan ook geen aanleiding om een nader psychiatrisch onderzoek te laten instellen. Voor het ter zitting nog naar voren gebrachte causaal verband tussen de diensttijd in Libanon en de darmklachten van appellant ziet de Raad evenmin aanknopingspunten in de voorhanden zijnde medische gegevens. Hetzelfde geldt voor de reflux-klachten van appellant.
5.
Gezien hetgeen onder 4.1, 4.2 en 4.3 is overwogen treft het hoger beroep geen doel en komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
6.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2013.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) J.T.P. Pot

HD