ECLI:NL:CRVB:2013:1692
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- R.E. Bakker
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellant, die in 1972/1973 arbeidsongeschikt zou zijn geweest. Appellant heeft op 13 januari 2011 een aanvraag ingediend bij het Uwv, die op 17 februari 2011 werd afgewezen. In bezwaar heeft appellant zijn ernstige beperkingen op fysiek en psychisch gebied aangevoerd, evenals zijn verleden met alcoholverslaving en de toezeggingen van de bijstandsinstantie om een WAO-uitkering aan te vragen. Het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank Roermond. De rechtbank heeft de beslissing van het Uwv bevestigd en het beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere gronden herhaald. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld. De verzekeringsarts heeft de medische situatie van appellant onderzocht en vastgesteld dat er geen langdurige arbeidsongeschiktheid was in de jaren zeventig. De Raad onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat de beschikbare medische gegevens niet aantonen dat appellant de voor WAO geldende wachttijd van 52 weken heeft volbracht. De Raad oordeelt dat de omstandigheid dat er weinig medische gegevens uit die periode beschikbaar zijn, voor risico van appellant komt.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de omstandigheid dat appellant geen sollicitatieplicht had in verband met zijn bijstandsuitkering niet van doorslaggevende betekenis is voor de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid onder de WAO. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 4 september 2013.