ECLI:NL:CRVB:2013:1736

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 september 2013
Publicatiedatum
11 september 2013
Zaaknummer
11-1322 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van het Uwv in proceskosten na intrekking hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van het hoger beroep, omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.B. Zebregs, heeft de hoger beroepen ingesteld, maar deze zijn later ingetrokken. Het Uwv heeft op 24 mei 2013 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waardoor de Raad heeft besloten dat het Uwv in de proceskosten moet worden veroordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep, in totaal € 2.360,- bedragen. Dit bedrag is opgebouwd uit € 1.416,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 944,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep. De Raad heeft echter geen vergoeding toegekend voor de eigen bijdrage die door appellante is verzocht, omdat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gedaan en de Raad heeft de beslissing in aanwezigheid van de griffier, K.R. van Renswoude, uitgesproken.

Uitspraak

11/1322 WAJONG, 12/9 WAJONG
Datum uitspraak: 11 september 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Breda van 19 januari 2011, 10/2021 en 21 november 2011, 11/3209
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B.B. Zebregs, advocaat, de hoger beroepen ingesteld.
Het Uwv heeft op 24 mei 2013 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Namens appellant zijn de hoger beroepen ingetrokken en is gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant zijn de hoger beroepen ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 24 mei 2013 aan de bezwaren is tegemoetgekomen.
Nu het Uwv bij besluit van 24 mei 2013 reeds heeft meegedeeld de in bezwaar gemaakte kosten te zullen vergoeden, staat de Raad enkel nog voor de beoordeling van het verzoek tot vergoeding van de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.416,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 944,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 2.360,-.
In de bijlage van het Bpb is een limitatieve opsomming gegeven van de proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen. In vergoeding van de te betalen eigen bijdrage, zoals door appellante is verzocht, is daarbij niet voorzien. De Raad stelt dan ook vast dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.360,-.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2013.
(getekend) C.P.J. Goorden
(getekend) K.R. van Renswoude

EH