ECLI:NL:CRVB:2013:1906
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- R.E. Bakker
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hij geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv hun onderzoek zorgvuldig hadden uitgevoerd en voldoende medische informatie hadden om hun oordeel te onderbouwen. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig was geweest, maar de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling.
De Raad bevestigde dat de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige adequaat hadden gemotiveerd waarom appellant in staat werd geacht de geselecteerde functies te vervullen. De rechtbank had terecht overwogen dat de verzekeringsartsen rekening hadden gehouden met de beperkingen van appellant en dat er geen bewijs was dat appellant zodanig energetisch beperkt was dat hij niet of nauwelijks kon werken. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.