ECLI:NL:CRVB:2013:1935

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 oktober 2013
Publicatiedatum
3 oktober 2013
Zaaknummer
11-7398 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een blijvende toelage aan een ambtenaar van 55 jaar of ouder in het kader van de Politiewet 2012

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De appellant, werkzaam als senior medewerker bij de politieregio Twente, had een verzoek ingediend voor ontheffing van het verrichten van nachtdiensten en het opleggen van consignatie tussen middernacht en 6 uur 's ochtends. De korpschef verleende deze ontheffing en kende appellant een toelage toe op basis van de Tijdelijke regeling nachtdienstontheffing politie (TR). Echter, de korpschef weigerde een blijvende toelage toe te kennen, wat leidde tot het hoger beroep van appellant.

De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd gesteld dat de appellant geen recht had op een blijvende toelage omdat hij niet ingeroosterd was voor reguliere nachtdiensten. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de korpschef terecht geen blijvende toelage had verstrekt. De Raad stelde vast dat de appellant, gezien zijn functie en de ontheffing, niet voldeed aan de voorwaarden voor een blijvende toelage zoals vastgelegd in de relevante wetgeving.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd werd. Er was geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

11/7398 AW
Datum uitspraak: 3 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 9 november 2011, 11/268 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te[woonplaats] (appellant)
de Korpsbeheerder van de politieregio Twente, thans de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J.P.J. van de Griend. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.I. Bruinsma-van Straten en R.E. de Jong.

OVERWEGINGEN

1.
Ingevolge artikel 5 van de Wet van 12 juli 2012 tot invoering van de Politiewet 2012 en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012, Stb. 2012, 316) is in dit geschil de korpschef in de plaats getreden van de korpsbeheerder van de politieregio Twente, ten name van wie het geding aanvankelijk is gevoerd. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de korpschef, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) de korpsbeheerder verstaan.
2.1.
Appellant was werkzaam als senior medewerker [naam onderdeel recherche] bij de politieregio Twente.
2.2.
Bij besluit van 29 maart 2010 heeft de korpschef appellant naar aanleiding van een verzoek van 1 november 2010 met ingang van 10 december 2009 op grond van artikel 1 van de Tijdelijke regeling nachtdienstontheffing politie (TR) ontheffing verleend van het verrichten van dienst of het opleggen van consignatie tussen 00.00 uur en 6.00 uur. In verband met deze ontheffing is appellant hierbij tevens een toelage toegekend in de zin van artikel 2 van de TR. Bij besluit van 7 februari 2011 (bestreden besluit) heeft de korpschef het besluit van 29 maart 2010 na bezwaar gehandhaafd.
3.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant was (en is) van mening dat het derde lid van artikel 9 van de Regeling inconveniënten politie Twente (TwR) op hem van toepassing is en dat hij daarom recht heeft op een blijvende toelage in de zin van het tweede lid van artikel 15 van het Besluit bezoldiging politie (Bbp). De rechtbank heeft hierover overwogen dat de TwR in het leven is geroepen om medewerkers vanaf 55 jaar niet meer in te roosteren voor reguliere nachtdiensten. Incidentele nachtdiensten worden daarbij niet meegenomen. Appellant verrichtte geen reguliere ingeroosterde nachtdiensten. Aan appellant is op zijn verzoek slechts ontheffing verleend voor consignatie/piketdiensten. Appellant heeft daarom alleen inkomensverlies door het wegvallen van de vergoeding voor die laatste diensten. Aan appellant is dus terecht (alleen) een toelage in verband met de ontheffing van consignatie/piketdiensten toegekend met toepassing van de TR.
4.
De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Op grond van het tweede lid van artikel 15 van het Bbp wordt aan de ambtenaar van 55 jaar of ouder wiens bezoldiging als gevolg van het buiten toedoen van de ambtenaar beëindigen of verminderen van de operationele toelage als bedoeld in artikel 14, een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, mits aan bepaalde (nadere) vereisten is voldaan.
4.2.
In het derde lid van artikel 9 van de TwR is neergelegd dat ambtenaren die de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt nadien niet meer in de nachtdienst worden ingeroosterd, tenzij zij aangeven dat zij deze diensten nog willen draaien. De korpschef gaat er vanuit dat ambtenaren die onder deze bepaling vallen aanspraak hebben op een toelage als bedoeld in het tweede lid van artikel 15 van het Bbp.
4.3.
Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de korpschef appellant terecht geen blijvende toelage heeft verstrekt. De Raad stemt ook in met de overwegingen die de rechtbank tot dit oordeel hebben gebracht. De kern daarvan is dat appellant niet was ingeroosterd voor nachtdiensten, zodat het derde lid van artikel 9 van de TwR bij het bereiken van de leeftijd van 55 jaar niet op hem van toepassing was. Voor toekenning van een toelage op grond van het tweede lid van artikel 15 van het Bbp was dan ook geen plaats.
4.4.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5.
Voor vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en
J.Th. Wolleswinkel en B. Barentsen als leden, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2013.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) M.R. Schuurman

HD