ECLI:NL:CRVB:2013:1942

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 oktober 2013
Publicatiedatum
4 oktober 2013
Zaaknummer
12-2496 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van deelname aan de vrijwillige verzekering voor de Algemene Nabestaandenwet (ANW) door overschrijding van de aanmeldingstermijn

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om hem toe te laten tot de vrijwillige verzekering onder de Algemene Nabestaandenwet (ANW). De Svb had gesteld dat de appellant zijn verzoek om deelname niet binnen de wettelijke aanmeldingstermijn van één jaar na het einde van de verplichte verzekering had ingediend, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die deze overschrijding verschoonbaar maakten.

De rechtbank had in de eerdere uitspraak het beroep van de appellant ongegrond verklaard. De appellant voerde aan dat hij niet op de hoogte was gesteld van de mogelijkheid om zich vrijwillig voor de ANW te verzekeren. De Svb overhandigde echter bewijsstukken waaruit bleek dat de appellant zich destijds wel had aangemeld voor een andere verzekering, wat impliceert dat hij op de hoogte was van zijn verzekeringsstatus.

De Raad oordeelde dat de appellant niet binnen de wettelijke termijn had aangemeld voor de vrijwillige ANW-verzekering en dat de door hem aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om de overschrijding van de termijn te rechtvaardigen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing werd genomen zonder veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

12/2496 ANW
Datum uitspraak: 4 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
23 februari 2012, 11/3400 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Desgevraagd heeft de Svb nog nadere stukken aan de Raad doen toekomen.
Appellant heeft op deze stukken gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2013. Appellant is, met bericht, niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant, geboren op [woonplaats] 1933, is woonachtig in Marokko en heeft enige jaren in Nederland gewoond en gewerkt. Sedert [woonplaats] 1998 ontvangt hij een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) en een toeslag voor zijn echtgenote.
1.2. Bij besluit van 8 november 2010 heeft de Svb aan appellant meegedeeld dat hij niet bevoegd is om deel te nemen aan de vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) omdat hij zijn verzoek om deelname niet heeft ingediend binnen de wettelijke aanmeldingstermijn van één jaar na het einde van de verplichte verzekering. Het bezwaar tegen dit besluit is bij beslissing op bezwaar van 14 juni 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Volgens de Svb is er geen sprake van zodanig bijzondere omstandigheden dat de overschrijding van de aanmeldingstermijn niet aan appellant zou mogen worden tegengeworpen.
2.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Naar aanleiding van de stelling van appellant dat hij ten tijde van de beëindiging van zijn verplichte verzekering geen informatie van de Svb heeft ontvangen over de mogelijkheid zich vrijwillig voor de ANW te verzekeren, heeft de Svb in hoger beroep stukken overgelegd waaruit blijkt dat appellant zich destijds wel heeft aangemeld voor de vrijwillige verzekering krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Tevens is overgelegd een beslissing van de Svb van 18 juni 2001 waarin appellant met ingang van 1 januari 2000 bevoegd is geacht deel te nemen aan de vrijwillige AWBZ-verzekering. Hieruit kan volgens de Svb worden afgeleid dat appellant wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat hij vanaf
1 januari 2000 niet meer verplicht verzekerd was voor de volksverzekeringen.
3.2.
In reactie hierop heeft appellant aan de Raad bericht dat hij destijds bedoeld heeft zich vrijwillig te verzekeren voor de ANW, maar dat kennelijk degene die hij had gevraagd het formulier in te vullen, omdat hij zelf niet kan lezen en schrijven, een fout heeft gemaakt en het verkeerde formulier heeft ingevuld.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant was op grond van zijn AOW-pensioen tot 1 januari 2000 verplicht verzekerd krachtens de volksverzekeringen op grond van het met ingang van die datum vervallen artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746). Vervolgens bestond tot 1 januari 2001 voor appellant de mogelijkheid om zich vrijwillig voortgezet te verzekeren voor onder andere de ANW.
4.2.
In geding is de vraag of de Svb terecht heeft geweigerd appellant deel te laten nemen aan de vrijwillige verzekering voor de ANW.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat appellant zich niet binnen de wettelijke termijn voor de vrijwillige ANW-verzekering heeft aangemeld. Slechts als geoordeeld moet worden dat deze overschrijding van de aanmeldingstermijn verschoonbaar is, kan appellant nog tot de vrijwillige verzekering ANW worden toegelaten.
4.4.
Hetgeen appellant heeft aangevoerd levert geen omstandigheden op die ertoe leiden dat de overschrijding van de wettelijke aanmeldingstermijn hem niet kan worden tegengeworpen. Uit de reactie van appellant op de in hoger beroep overgelegde stukken betreffende zijn aanmelding voor de vrijwillige AWBZ-verzekering, kan worden afgeleid dat hij in 1999/2000 informatie van de Svb heeft ontvangen omtrent de mogelijkheid de ANW-verzekering op vrijwillige basis voort te zetten, maar dat hij kennelijk onbedoeld voor de vrijwillige AWBZ-verzekering is aangemeld. Deze omstandigheid kan echter niet leiden tot verschoonbaarheid van de overschrijding van de aanmeldingstermijn, nu ook handelingen van een door appellant ingeschakelde derde voor zijn rekening en risico komen.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt daarom voor bevestiging in aanmerking.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en
R.C. Stam als leden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2013.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) H.J. Dekker

JL