ECLI:NL:CRVB:2013:1965
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant over de maand februari 2011, omdat hij zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van zijn werkzaamheden als snorder en de daaruit voortvloeiende oncontroleerbare inkomsten. Appellant ontving sinds 3 juni 2008 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
De politie Amsterdam-Amstelland heeft op 15 februari 2011 een actie gehouden om ongeregistreerde taxichauffeurs op te sporen, waarbij appellant werd aangehouden. Tijdens zijn verhoor verklaarde hij dat hij de auto pas op 11 februari 2011 in zijn bezit had en dat hij geen geld had verdiend met het vervoeren van de twee agente die hij had opgepikt. De afdeling Handhaving van de gemeente Amsterdam heeft naar aanleiding van de aanhouding een onderzoek ingesteld, wat leidde tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van € 873,71.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat het college ten onrechte de bijstand heeft ingetrokken, omdat er onvoldoende feitelijke grondslag was voor de stelling dat appellant inkomsten had genoten uit snorderactiviteiten. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van het college herroepen, omdat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat appellant recht op bijstand over de maand februari 2011 heeft geschonden. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.888,-.