ECLI:NL:CRVB:2013:1966
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstand en inlichtingenverplichting in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 2003 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage heeft de bijstand van appellante ingetrokken op basis van vermoedens dat zij seksuele diensten zou hebben aangeboden, wat zou wijzen op onterecht ontvangen bijstand. Dit vermoeden is ontstaan na het aantreffen van appellantes telefoonnummer in een advertentie op het internet. Appellante heeft tijdens een gesprek met de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten op 16 augustus 2010 geweigerd om hierover verklaringen af te leggen, wat het college als een schending van de inlichtingenverplichting heeft opgevat.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college niet voldoende bewijs heeft geleverd dat appellante daadwerkelijk seksuele diensten heeft aangeboden. Het enkele feit dat haar telefoonnummer op een website is aangetroffen, is onvoldoende om aan te nemen dat zij inkomsten heeft genoten uit dergelijke activiteiten. De Raad concludeert dat appellante niet in gebreke is gebleven met betrekking tot haar inlichtingenverplichting, aangezien het college niet de nodige feiten heeft verzameld om de intrekking van de bijstand te rechtvaardigen.
De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, en herroept het besluit tot intrekking van de bijstand. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.832,- bedragen. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2013.