ECLI:NL:CRVB:2013:2054
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en verlaging van bijstandsverlening met terugvordering en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de herziening en verlaging van de bijstandsverlening aan appellante is behandeld. Appellante ontvangt sinds 1 april 2007 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), verhoogd met een toeslag van 20% voor alleenstaande ouders. De gemeente Rotterdam heeft echter een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, naar aanleiding van een melding dat de ex-partner van appellante mogelijk bij haar woont. Dit leidde tot een herziening van de bijstandsverlening en een terugvordering van teveel betaalde bijstand.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het bestreden besluit, dat betrekking heeft op de herziening en verlaging van de bijstand van appellante vanaf 1 juli 2011, onzorgvuldig is voorbereid en berust op een onjuiste grondslag. De Raad kan niet zelf vaststellen of de dochter van appellante vanaf 1 juli 2011 inkomsten uit een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangt, en er is nader onderzoek van het college nodig. De Raad benadrukt dat het college de verantwoordelijkheid heeft om de nodige kennis omtrent de relevante feiten en omstandigheden te vergaren, en dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor herziening is voldaan in beginsel op het college rust.
De uitspraak van de Raad houdt in dat het college wordt opgedragen om binnen zes weken het geconstateerde gebrek in het besluit van 24 november 2011 te herstellen, met inachtneming van de overwegingen van de Raad. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 oktober 2013.