ECLI:NL:CRVB:2013:2105
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid in het kader van de WIA-beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die eerder als steigerbouwer/opperman werkzaam was. Na een ziekmelding heeft appellant de wachttijd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) doorlopen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 13 december 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor hij geen recht had op een WIA-uitkering. Appellant heeft zich op 31 augustus 2011 ziek gemeld met diverse klachten, waarna hem een ZW-uitkering is toegekend. Na onderzoek door een verzekeringsarts op 18 oktober 2011, werd appellant geschikt geacht voor arbeid, wat leidde tot de beëindiging van zijn ZW-uitkering per 24 oktober 2011.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde zijn bezwaren ongegrond. De rechtbank Leeuwarden heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit eveneens ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte aannam dat het onderzoek zorgvuldig was, en voerde aan dat hij door psychische klachten niet in staat was om de geduide functies te vervullen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de belastbaarheid van appellant voor arbeid zorgvuldig was vastgesteld. De Raad oordeelde dat de informatie van de behandelend psycholoog niet voldoende was om de eerdere conclusies van het Uwv te weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.