ECLI:NL:CRVB:2013:2106
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van AOW-pensioen op basis van onvoldoende bewijs van ingezetenschap en werk in Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Hij stelde dat hij van 1972 tot 1976 in Nederland had gewerkt, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft zijn aanvraag afgewezen omdat niet was aangetoond dat hij verzekerd was voor de AOW. De Svb had eerder een gedeeltelijk pensioen toegekend, maar dit werd herzien na verder onderzoek. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep.
Tijdens de zitting op 6 september 2013 was de appellant niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. A. Marijnissen. De Raad heeft de argumenten van de appellant, die stelde dat hij wel degelijk in Nederland had gewerkt, overwogen. Echter, de Raad concludeerde dat de Svb voldoende onderzoek had verricht en dat er geen bewijs was dat de appellant in Nederland had gewoond of gewerkt. De Svb had verschillende instanties benaderd, maar geen bevestiging gevonden van de claims van de appellant.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.