ECLI:NL:CRVB:2013:2191
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstand en terugvordering kosten bij gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. Het betreft de intrekking van bijstand van H.M. [P.] over de periode van 1 juli 2010 tot 1 januari 2011, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort de gemaakte kosten van bijstand van in totaal € 6.559,83 terugvorderde. De reden voor deze intrekking was dat [P.] niet had gemeld dat hij en appellante een gezamenlijke huishouding voerden. De rechtbank oordeelde dat het rapport van de sociale recherche voldoende grondslag bood voor het standpunt van het college dat appellante en [P.] in de betreffende periode hoofdverblijf in dezelfde woning hadden.
De Raad heeft vastgesteld dat de sociale recherche een gedegen onderzoek heeft uitgevoerd, waarbij onder andere dossieronderzoek, waarnemingen en verhoren zijn verricht. De verklaringen van zowel appellante als [P.] gaven aan dat zij in de periode van 1 juli 2010 tot 1 januari 2011 samenwoonden en zorg voor elkaar droegen. Dit voldeed aan de criteria voor een gezamenlijke huishouding zoals vastgelegd in de Wet werk en bijstand (WWB).
De Raad heeft geconcludeerd dat het college bevoegd was om de kosten van bijstand van appellante terug te vorderen, omdat aan de voorwaarden van artikel 59, tweede lid, van de WWB was voldaan. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.