ECLI:NL:CRVB:2013:2214
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van toelating tot de vrijwillige verzekering ingevolge de AOW en ANW na beëindiging van verplichte verzekering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1954, had in Nederland gewerkt en was in 1996 naar Marokko teruggekeerd met behoud van een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. In mei 2011 diende hij een aanvraag in om toegelaten te worden tot de vrijwillige verzekering voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW). Deze aanvraag werd door de Sociale verzekeringsbank (Svb) afgewezen, omdat de verplichte verzekering voor deze wetten meer dan één jaar voor de aanvraag was geëindigd.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat de Svb hem niet had gewezen op de mogelijkheid om een vrijwillige verzekering af te sluiten na de beëindiging van de verplichte verzekering. De Raad overwoog dat de wet vereist dat aanmelding voor de vrijwillige verzekering binnen één jaar na het einde van de verplichte verzekering moet plaatsvinden. De appellant had in de periode voorafgaand aan zijn aanvraag niet in Nederland gewoond of gewerkt, waardoor hij niet aan de voorwaarden voldeed.
De Raad concludeerde dat de Svb terecht had besloten dat de aanvraag van de appellant niet voldeed aan de wettelijke voorwaarden. De Raad oordeelde dat onbekendheid met de wet niet leidt tot een verschoonbaarheid van de overschrijding van de aanmeldtermijn. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.