ECLI:NL:CRVB:2013:2307
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling aanvraag bijstand en buiten behandelingstelling door college
Op 5 november 2013 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in een hoger beroep van een appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer. De zaak betreft een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) die door het college buiten behandeling was gesteld. De appellant had op 25 mei 2010 een aanvraag ingediend, maar voldeed niet aan de verzoeken om aanvullende gegevens binnen de gestelde termijn. Het college had de appellant een hersteltermijn gegeven tot 14 juni 2010, maar de gevraagde gegevens werden niet tijdig ingeleverd. De appellant stelde dat hij afhankelijk was van het Openbaar Ministerie voor het verkrijgen van bepaalde documenten, maar de Raad oordeelde dat deze stelling niet opging voor alle gevraagde gegevens. Bovendien was er geen bewijs dat de appellant om uitstel had gevraagd.
De Raad overwoog dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de verstrekte gegevens onvoldoende waren voor de beoordeling van de aanvraag. De Raad benadrukte dat de financiële situatie van de aanvrager cruciaal is voor het vaststellen van het recht op bijstand en dat de aanvrager verantwoordelijk is voor het aanleveren van de benodigde gegevens. De Raad concludeerde dat het college in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard.
De uitspraak werd gedaan door O.L.H.W.I. Korte, met A.C. Oomkens als griffier. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.