ECLI:NL:CRVB:2013:2356
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand woonkostentoeslag
Op 7 november 2013 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Arnhem. De zaak betreft een hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag. De aanvraag was afgewezen omdat er volgens het college geen sprake was van noodzakelijke kosten van het bestaan die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB).
De appellant had eerder een aanvraag ingediend die op 23 april 2012 door het college was afgewezen. Het college stelde dat appellant voor de kosten waarvoor hij bijstand vroeg, een beroep kon doen op een voorliggende voorziening. Dit besluit werd in een later bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Oost-Nederland had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 24 oktober 2013 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de hoge woonlasten van appellant geen noodzakelijke kosten van het bestaan zijn. Appellant had eerder een passende woonruimte en de hoge kosten waren het gevolg van zijn eigen keuzes, waaronder het verhuizen naar een recreatiewoning. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de aanvraag voor bijstand rechtvaardigden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De proceskosten werden niet toegewezen. De uitspraak benadrukt het belang van de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager in het kader van bijstandsverlening.