ECLI:NL:CRVB:2013:2384
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor kosten van woninginrichting
In deze zaak heeft appellante, die sinds 17 september 2009 een uitkering ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de inrichting van haar woning. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat er volgens hen geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de inrichtingskosten niet uit het eigen inkomen voldaan konden worden. Appellante had eerder financiële hulp van familie ontvangen voor de inrichting van haar woning, maar het college stelde dat het ontbreken van reserveringsruimte door schulden geen bijzondere omstandigheid vormde. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de kosten van woninginrichting in beginsel uit het inkomen moeten worden voldaan, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Appellante had niet aangetoond dat er dergelijke omstandigheden waren. De Raad oordeelde dat de stelling van appellante dat haar huisraad was teruggenomen door haar broer, niet voldoende onderbouwd was. Bovendien was het ontbreken van reserveringsruimte door schulden geen reden om van het uitgangspunt af te wijken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af, zonder veroordeling in de proceskosten.