ECLI:NL:CRVB:2013:2420

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
12-6691 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging recht op ziekengeld na beoordeling door deskundige

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De zaak betreft de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellante, die zich op 28 april 2009 ziek meldde als uitzendkracht met klachten van een carpaletunnelsyndroom. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde het recht op ziekengeld per 19 oktober 2010, na te hebben geconcludeerd dat appellante weer geschikt was voor haar arbeid. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 14 november 2012, waartegen hoger beroep is ingesteld, de beslissing van het Uwv bevestigd. De rechtbank heeft daarbij doorslaggevende betekenis toegekend aan een rapport van psychiater/neuroloog C.J.F. Kemperman, die concludeerde dat er geen objectieve beperkingen waren voor het verrichten van arbeid. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat er wel degelijk beperkingen zijn vastgesteld door andere specialisten, waaronder een neuroloog en reumatoloog, en dat deze onvoldoende zijn meegewogen.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beoordeling het deskundigenrapport van Kemperman gevolgd, omdat dit rapport blijk gaf van een zorgvuldig en uitgebreid onderzoek. De Raad oordeelde dat de aanvullende informatie van de behandelaren van appellante geen nieuwe gezichtspunten opleverde die de eerdere conclusies konden weerleggen. De Raad concludeerde dat het Uwv op goede gronden het recht op ziekengeld heeft beëindigd en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd het verzoek om vergoeding van schade afgewezen. De uitspraak werd gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van griffier Z. Karekezi.

Uitspraak

12/6691 ZW
Datum uitspraak: 13 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van
14 november 2012, 10/1212 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. F. Bakker, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2013. Voor appellante is verschenen mr. Bakker. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.I. Damsma.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante was werkzaam als uitzendkracht in de functie van decodeerster, toen zij zich voor dit werk per 28 april 2009 ziek heeft gemeld met klachten die voortvloeien uit een carpaletunnelsyndroom. Naar aanleiding van deze ziekmelding heeft appellante een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) ontvangen. Appellante heeft meerdere keren het spreekuur bezocht van een arts van het Uwv, voor het laatst op 12 oktober 2010. Deze arts is tot de conclusie gekomen dat appellante met ingang van 19 oktober 2010 weer geschikt is te achten voor haar arbeid. Bij besluit van 12 oktober 2010 heeft het Uwv dienovereenkomstig het recht op ziekengeld van appellante met ingang van 19 oktober 2010 beëindigd.
1.2. Na een herbeoordeling door de bedrijfsarts J. Miedema heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 12 oktober 2010 bij besluit van 11 november 2010 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank doorslaggevende betekenis toegekend aan het op haar verzoek door psychiater/neuroloog C.J.F. Kemperman als deskundige op 11 januari 2012 uitgebrachte rapport. De deskundige heeft in dit rapport te kennen gegeven dat neurologisch vindbare afwijkingen nu niet (meer) naar voren zijn gekomen en dat het recente neurologisch hulponderzoek (EMG) ook geen aanwijzingen toonde voor een (recidief) carpaletunnelsyndroom links. De geleiding was juist binnen de fysiologische grenzen en rechts werd een carpaletunnelsyndroom ook niet geobjectiveerd. Kemperman is tot de conclusie gekomen dat op basis van zijn neurologische bevindingen geen objectieve beperkingen zijn vastgesteld voor het verrichten van arbeid.
3.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat met name de neuroloog, reumatoloog en internist veel beperkingen bij haar hebben geconstateerd waarmee onvoldoende rekening is gehouden. Er is onder andere sprake van een carpaletunnelsyndroom aan beide handen, artrose in de rug, pijn op de borst en hartritmestoornissen. Daarom is appellante niet in staat om haar werkzaamheden te verrichten. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante informatie overgelegd van neuroloog A.D. van As van 25 maart 2013 en juni 2013 waaruit blijkt dat sprake is van een (licht) carpaletunnelsyndroom beiderzijds.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter de conclusies van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. Het uitgebrachte deskundigenrapport geeft blijk van een zorgvuldig en uitgebreid onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Ook anderszins zijn geen omstandigheden naar voren gekomen die aanleiding geven het rapport niet te volgen. Daarbij wordt opgemerkt dat de na het door de deskundige uitgebrachte rapport overgelegde informatie van de behandelaren van appellante, zoals ook de bezwaarverzekeringsarts te kennen heeft gegeven, geen wezenlijke nieuwe gezichtpunten oplevert, hetgeen ook geldt voor de in hoger beroep overgelegde informatie van de neuroloog, waarbij overigens in aanmerking wordt genomen dat deze informatie ziet op een periode ver na de datum in geding, te weten 19 oktober 2010. Er dient dan ook te worden geconcludeerd dat het Uwv op goede gronden het recht op ziekengeld met ingang van die datum heeft beëindigd.
5.
Hetgeen onder 4.2 is overwogen leidt tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van de schade af.
Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2013.
(getekend) A.I. van der Kris
(getekend) Z. Zarekezi

HD