mw. mr. A.I. van der Kris

Centrale Raad van Beroep bevestigt dat het Uwv de WW-uitkering van appellant terecht heeft gekort op basis van ontvangen inkomsten uit dienstverband en de onverschuldigd betaalde uitkering terecht heeft teruggevorderd.

Centrale Raad van Beroep bevestigt de weigering van ZW-uitkering aan appellante, oordelend dat geen toegenomen beperkingen zijn vastgesteld sinds de WIA-beoordeling.

Appellant trekt hoger beroep in na tegemoetkoming door Uwv. Proceskostenveroordeling van € 3.654,48 en griffierecht van € 186,- aan appellant.

Appellant heeft hoger beroep ingetrokken na tegemoetkoming door het Uwv. De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv tot vergoeding van proceskosten van € 10.275,32 en griffierecht van € 186,-.

Centrale Raad van Beroep oordeelt over proceskostenveroordeling en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure.

Centrale Raad van Beroep bevestigt terugvordering van WW-, ZW- en WIA-uitkeringen wegens niet-gemelde werkzaamheden door appellant. Geen dringende redenen om van terugvordering af te zien.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de vaststelling van het WIA-dagloon op € 96,61, oordelend dat appellante niet heeft aangetoond dat de gegevens uit de polisadministratie onjuist zijn.

Centrale Raad van Beroep wijst verzoek om schadevergoeding af wegens gebrek aan causaal verband met onrechtmatig besluit.

De Raad bevestigt de beëindiging van de WIA-uitkering per 25 december 2019 en oordeelt dat appellant de inlichtingenplicht heeft geschonden. Schadevergoeding van € 2.000,- toegewezen wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Hoger beroep WIA-uitkering niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang; schadevergoeding voor overschrijding redelijke termijn toegekend.

Centrale Raad van Beroep bevestigt de vaststelling van het WIA-dagloon op € 36,51, geen rekening gehouden met inkomen vóór onbetaald verlof. Hoger beroep slaagt niet.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de vaststelling van het dagloon voor IVA-uitkering op € 70,50 en wijst het beroep van appellante af.

Appellant verliest hoger beroep over WIA-dagloon van € 180,29, geen rekening gehouden met overuren door coronamaatregelen. Raad bevestigt uitspraak rechtbank.

De Centrale Raad van Beroep stelt het dagloon voor de WIA-uitkering van betrokkene vast op € 64,60, in plaats van € 53,52, en oordeelt dat de startersregeling ten onrechte niet is toegepast.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid van appellante door het Uwv niet correct is en draagt het Uwv op het besluit te herstellen.

Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante per 19 februari 2016 volledig arbeidsongeschikt is, vernietigt het besluit van het Uwv en veroordeelt het Uwv in proceskosten.

Centrale Raad van Beroep bevestigt de vaststelling van het dagloon van de IVA-uitkering op € 78,28 en verklaart het beroep van de appellant ongegrond.

Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv de arbeidsongeschiktheid van appellant correct heeft vastgesteld op 42,88% en kent schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Centrale Raad van Beroep bevestigt intrekking en terugvordering van ZW-uitkering wegens schending inlichtingenplicht door appellant.

Centrale Raad van Beroep bevestigt de weigering van het Uwv om terug te komen op de toekenning van een IVA-uitkering per 30 augustus 2016. Geen nieuwe feiten of omstandigheden aangetoond.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante, oordelend dat het Uwv terecht heeft gehandeld en de geselecteerde functies passend zijn.

Centrale Raad van Beroep bevestigt de vaststelling van het WW-dagloon op € 144,17 en oordeelt dat verlofuren niet als vorderbaar loon kunnen worden beschouwd.

De Raad oordeelt dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van appellante door ME/CVS en draagt het Uwv op het besluit te herstellen.

Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van appellante door ME/CVS. Uwv moet besluit herstellen en FML aanpassen.

Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van appellante met ME/CVS en draagt het Uwv op het besluit te herstellen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de vaststelling van het WIA-dagloon op € 110,71, omdat appellant niet heeft aangetoond dat hij vorderbaar maar niet inbaar loon had.

De Centrale Raad van Beroep heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en wettelijke rente na intrekking van het hoger beroep door appellante.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de afwijzing van het verzoek om een Wajong-uitkering, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de weigering rechtvaardigen.

Centrale Raad van Beroep bevestigt dat het Uwv de WGA-uitkering van betrokkene terecht heeft voortgezet, omdat zijn arbeidsongeschiktheid op 10 juni 2021 niet duurzaam was.

Centrale Raad van Beroep bevestigt afwijzing van compensatie transitievergoeding voor stichting; stichtingen zijn uitgesloten van compensatie volgens artikel 4 van het Besluit.

Centrale Raad van Beroep bevestigt afwijzing aanvraag compensatie transitievergoeding wegens te late indiening. Geen bijzondere omstandigheden die termijnoverschrijding rechtvaardigen.

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken procesbelang in WIA-zaak.

Centrale Raad van Beroep bevestigt afwijzing schadevergoeding door Uwv; voorbereidingshandelingen niet onrechtmatig.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant, oordelend dat het Uwv terecht heeft besloten dat appellant meer dan 65% kan verdienen van zijn laatst verdiende loon.

De Raad oordeelt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van appellante bij de terugvordering van toeslag. Het UWV moet een nieuwe beslissing nemen.

Centrale Raad van Beroep oordeelt over proceskosten en schadevergoeding na intrekking hoger beroep in WIA-zaak. Schadevergoeding van € 2.000,- toegekend wegens overschrijding redelijke termijn.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de weigering van het Uwv om appellante een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de werkgeefster belanghebbende is bij de weigering van WW-uitkeringen wegens onwerkbaar weer. De Raad nuanceert eerdere rechtspraak en vernietigt de uitspraak van de rechtbank.

Centrale Raad van Beroep bevestigt dat het Uwv de WGA-loonaanvullingsuitkering van appellant terecht heeft omgezet in een WGA-vervolguitkering en de terugvordering van te veel betaalde uitkering juist is.

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken van procesbelang in WIA-zaak.

Centrale Raad van Beroep bevestigt beëindiging ZW-uitkering van appellante per 15 augustus 2020, oordeelt dat functies geschikt zijn en bevestigt proceskostenveroordeling voor Uwv.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de toekenning van een WIA-uitkering aan appellant met een arbeidsongeschiktheid van 59,13%.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de afwijzing van de WW-aanvraag van appellante, omdat zij geen werknemer is in de zin van de WW. De rechtbank oordeelt dat er geen dienstbetrekking was.

De Raad oordeelt dat appellante vanaf 2 maart 2020 volledig arbeidsongeschikt is, in tegenstelling tot de eerdere vaststelling van het Uwv op 71,62%.

De Raad oordeelt dat het Uwv de IOW-uitkering van appellant terecht heeft herzien wegens schending van de inlichtingenplicht. De terugvordering is beperkt tot € 1.917,-.

Centrale Raad van Beroep oordeelt over intrekking hoger beroep en toekennen schadevergoeding van € 1.000,- wegens overschrijding redelijke termijn.

Centrale Raad van Beroep bevestigt weigering WIA-uitkering aan appellant wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en oordeelt dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was.

Centrale Raad van Beroep bevestigt de weigering van WW-uitkering aan appellante wegens verwijtbare werkloosheid door het omzeilen van het wisselbeleid.

Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv het dagloon van betrokkene op € 27,99 terecht heeft vastgesteld, zonder bijzondere omstandigheden die tot een onredelijke uitkomst leiden.

Centrale Raad van Beroep bevestigt beëindiging WIA-uitkering per 16 juli 2020; appellante is minder dan 35% arbeidsongeschikt.