ECLI:NL:CRVB:2013:2713

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 december 2013
Publicatiedatum
6 december 2013
Zaaknummer
12-6706 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep door de Raad op 7 mei 2013. Appellante had verzet aangetekend tegen deze eerdere uitspraak, omdat zij stelde de relevante correspondentie, in dit geval een brief van 1 maart 2013, niet te hebben ontvangen. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem bevestigde dat de brief bij vergissing niet was doorgestuurd naar de postuitgifte voor daklozen, waardoor appellante deze nooit heeft bereikt. De Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante in verzuim was geweest, aangezien de brief niet op de juiste wijze was bezorgd. Hierdoor werd het verzet gegrond verklaard, en de eerdere uitspraak van 7 mei 2013 verviel. Het onderzoek in de zaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond, zonder veroordeling in proceskosten. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 december 2013
12/6706 WWB-V, 12/6707 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 6 december 2012, 12/2333 en 12/2334 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 7 mei 2013 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 7 mei 2013 heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 22 november 2013, waar partijen - het college met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 7 mei 2013 berust op de overwegingen dat de gronden van het hoger beroep niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 1 maart 2013 gestelde termijn zijn ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft appellante aangevoerd dat zij de brief van 1 maart 2013 niet heeft ontvangen. Het college heeft bij brief van 13 mei 2013 verklaard dat appellante een postadres heeft bij de gemeente Arnhem en dat de brief van 1 maart 2013 bij vergissing niet is doorgestuurd naar de postuitgifte voor daklozen. De brief is in het dossier van appellante gevoegd en heeft appellante (dus) nooit bereikt. Dit brengt de Raad tot het oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante in verzuim is geweest.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van 7 mei 2013 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
6 december 2013.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

NW