ECLI:NL:CRVB:2013:2746
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellante ontving sinds 24 augustus 2007 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft de bijstand van appellante ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat zij niet alle op haar naam staande bankrekeningen had gemeld en niet alle opgevraagde bankafschriften had overgelegd. Dit leidde tot de conclusie dat appellante haar wettelijke inlichtingenverplichting had geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht had op volledige of aanvullende bijstand, zelfs als zij haar inlichtingenverplichting was nagekomen. De Raad oordeelde dat het aan appellante was om aan te tonen dat zij in de beoordelingsperiode recht op bijstand had, maar zij is hierin niet geslaagd. De Raad benadrukte dat het ontbreken van de volledige bankafschriften het onmogelijk maakte om inzicht te krijgen in de financiële situatie van appellante en haar recht op bijstand.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormde voor de intrekking van de bijstand. De Raad concludeerde dat de appellante niet in staat was om de vereiste duidelijkheid te bieden over haar financiële situatie, wat voor haar rekening en risico kwam. De uitspraak werd gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier.