ECLI:NL:CRVB:2013:2763
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand na ontvangst erfenis en schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De appellante ontving sinds 1983 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na het overlijden van haar moeder in 2007 ontving zij een erfenis, die zij niet aan het bestuur heeft gemeld. Dit leidde tot een onderzoek door de sociale recherche, waaruit bleek dat appellante een aanzienlijk bedrag had ontvangen dat haar recht op bijstand beïnvloedde. Het bestuur heeft vervolgens haar bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en de kosten van ten onrechte verleende bijstand teruggevorderd.
De Raad oordeelde dat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden door de erfenis niet te melden. Het bestuur was bevoegd om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen, omdat appellante over voldoende middelen beschikte om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Appellante voerde aan dat zij geestelijk niet in staat was om aan haar verplichtingen te voldoen, maar de Raad oordeelde dat dit geen dringende reden vormde om van terugvordering af te zien. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor bijstandsontvangers om hun financiële situatie tijdig en volledig te melden aan de autoriteiten.