ECLI:NL:CRVB:2013:2768
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijzondere bijstand voor opslagkosten inboedel door kunstschilder met GGZ-achtergrond
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Groningen. De appellant, een kunstschilder, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van de opslag van zijn inboedel. Deze opslag was noodzakelijk geworden na zijn opname in een GGZ-instelling, waardoor hij zijn persoonlijke bezittingen niet in een woning kon onderbrengen. De gemeente Groningen had de aanvraag afgewezen, omdat de appellant volgens hen in aanmerking kon komen voor een huurwoning met begeleiding, mits hij meewerkte aan een GGZ-traject. De rechtbank had deze afwijzing bevestigd.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij geen woning met GGZ-begeleiding kon accepteren vanwege slechte ervaringen met de GGZ en dat dit zijn kunstenaarschap zou belemmeren. De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat wonen met begeleiding onmogelijk was. De Raad benadrukte dat de kosten voor de opslag van de inboedel niet als noodzakelijke kosten van bestaan konden worden aangemerkt, aangezien de appellant de keuze had om een huurwoning te accepteren, maar dit niet wilde vanwege zijn persoonlijke voorkeuren.
De Raad concludeerde dat de appellant de kosten van de opslag niet op het college kon afwentelen en dat de afwijzing van de bijzondere bijstand terecht was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.