ECLI:NL:CRVB:2013:2832
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.S. van der Kolk
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na hersteldverklaring
In deze zaak gaat het om de beoordeling van het recht op ziekengeld van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 december 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hoger beroep van appellant niet werd gehonoreerd. Appellant had eerder een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aangevochten, waarin werd vastgesteld dat hij met ingang van 8 december 2010 geen recht meer had op ziekengeld. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat appellant op die datum geschikt werd geacht voor de functies die in 2003 waren vastgesteld in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige zwaar had laten wegen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, waarbij hij vooral de geschiktheid van de functie van samensteller metaalwaren betwistte, omdat deze functie volgens hem niet voldeed aan de eisen van afwisseling in houding.
De Raad overwoog dat, volgens de Ziektewet, een verzekerde recht heeft op ziekengeld bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid, mits dit medisch objectief kan worden vastgesteld. De Raad concludeerde dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende had aangetoond dat de functie van samensteller metaalwaren binnen de mogelijkheden van appellant viel, zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML).
Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 december 2013.