ECLI:NL:CRVB:2013:2871
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering voorschotten bij Werkloosheidswet en MKB-winstvrijstelling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van voorschotten op basis van de Werkloosheidswet (WW). Appellant, die een uitkering op grond van de WW ontving, had toestemming gekregen van het Uwv om werkzaamheden te verrichten in zijn eigen bedrijf met behoud van uitkering. Het Uwv concludeerde echter dat appellant meer had verdiend dan hij had opgegeven, waardoor te veel voorschot was betaald. Dit leidde tot een terugvordering van € 755,70. Appellant stelde dat bij de berekening van zijn inkomsten rekening gehouden had moeten worden met de MKB-winstvrijstelling, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond en stelde dat deze vrijstelling niet van toepassing was bij de vaststelling van de inkomsten volgens het Besluit vaststelling inkomsten startende zelfstandigen WW.
De rechtbank ’s-Gravenhage had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank dat het Besluit van toepassing was en dat het Uwv de terugvordering correct had vastgesteld. De Raad oordeelde dat de MKB-winstvrijstelling niet als inkomsten uit arbeid kon worden aangemerkt, en dat het Uwv niet bevoegd was om af te wijken van de voorgeschreven berekeningswijze. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant.