ECLI:NL:CRVB:2013:2894

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
13-1275 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op WIA-uitkering en de medische en arbeidskundige componenten van de schatting

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Nederland. Appellant, die als productiemedewerker werkte, was op 15 december 2008 uitgevallen door psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant per 13 december 2010 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd in eerste instantie door de rechtbank vernietigd, maar het Uwv verklaarde het bezwaar opnieuw ongegrond.

De rechtbank had geoordeeld dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat de beoordeling van de agorafobie van appellant niet voldoende was gemotiveerd. In hoger beroep betwistte appellant de deugdelijkheid van het rapport van de psychiater N.J. de Mooij, die het medisch onderzoek had uitgevoerd. Appellant stelde dat er een discrepantie was tussen de bevindingen van zijn behandelend psychiater en die van de deskundige, en dat het onderzoek niet volledig was door de afwezigheid van een tolk.

De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de medische component van de schatting zorgvuldig en juist was. De conclusies van de psychiater waren goed gemotiveerd en er was geen reden om aan de bevindingen te twijfelen. De Raad bevestigde dat de arbeidskundige component ook zorgvuldig was en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen passend waren. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/1275 WIA
Datum uitspraak: 18 december 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van
31 januari 2013, 12/3155 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. S. Wortel, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J. Belder. Tevens was aanwezig H. Bassit als tolk.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant was werkzaam als produktiemedewerker voor 40 uur per week. Hij is op
15 december 2008 uitgevallen als gevolg van psychische klachten.
1.2. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 6 januari 2011 vastgesteld dat appellant per 13 december 2010 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht.
1.3. Bij besluit van 31 mei 2011 is het bezwaar tegen het besluit van 6 januari 2011, onder verwijzing naar de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige, ongegrond verklaard.
1.4. De rechtbank Arnhem heeft bij uitspraak van 19 januari 2012 het beroep tegen het besluit van 31 mei 2011 gegrond verklaard. Daarbij is het besluit vernietigd en is het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. De rechtbank heeft geoordeeld dat onvoldoende is komen vast te staan dat het besluit van 31 mei 2011 berust op een juiste medische grondslag, aangezien uit het rapport van de verzekeringsarts niet kan worden afgeleid dat, dan wel hoe de bij appellant bestaande agorafobie is beoordeeld. Tevens is onvoldoende gemotiveerd waarom de functie keukenhulp geschikt is.
1.5. Bij besluit van 16 mei 2012 (bestreden besluit) is het bezwaar, onder verwijzing naar de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts van 12 april 2012 en van de bezwaararbeidsdeskundige van 26 april 2012, opnieuw ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank - samengevat - overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Het Uwv heeft een expertise laten verrichten door psychiater N.J. de Mooij en deze informatie is meegenomen bij het medisch onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts. Het Uwv heeft, op basis van het expertiserapport, op goede gronden aangenomen dat appellant, ondanks de agorafobie, geschikt moet worden geacht voor werkzaamheden verbonden aan de aan de schatting ten grondslag gelegde functies en voor het bijbehorende woon-werkverkeer. Appellant heeft geen medische gegevens ingebracht op grond waarvan twijfel ontstaat. De bezwaararbeidsdeskundige heeft vervolgens gemotiveerd waarom de functie keukenhulp passend is te achten. In de functie moet alleen gewerkt worden met een eigen, afgebakende deeltaak. De rechtbank heeft deze motivering toereikend geacht.
3.
In hoger beroep heeft appellant de deugdelijkheid van het rapport van De Mooij betwist. Met betrekking tot de ernst van de agorafobie is er een discrepantie tussen enerzijds de behandelend sector en anderzijds de deskundige. De behandelend psychiater spreekt van forse beperkingen in het dagelijks leven. De deskundige spreekt slechts van enige agorafobie.
De deskundige heeft dit niet goed gemotiveerd. Bij het onderzoek door De Mooij was geen tolk aanwezig. De begeleider van appellant heeft toen vertaald. Omdat hij een bekende van appellant is, voelde appellant zich niet vrij om over zijn problemen te praten. Hierdoor is het onderzoek niet volledig en zorgvuldig te achten. Appellant verzoekt de Raad om een onafhankelijk deskundige te benoemen. Indien het rapport van De Mooij toch als uitgangspunt wordt genomen heeft het Uwv onvoldoende rekening gehouden met de beperkingen die daarin worden genoemd. De Mooij heeft vermeld dat appellant het best functioneert in een omgeving waar hij niet alleen is. Hiermee is in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) geen rekening gehouden. De stelling van de bezwaararbeidsdeskundige met betrekking tot de geschiktheid voor de functie keukenhulp overtuigt niet en kan niet worden geverifieerd.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.1.
De Raad is, evenals de rechtbank, van oordeel dat de medische component van de schatting zorgvuldig en juist is. De conclusies die De Mooij trekt, zijn goed gemotiveerd en concludent. Het is de Raad niet gebleken dat er redenen zijn om hier aan te twijfelen. Appellant heeft aan de deskundige niet van te voren verzocht om aanwezigheid van een tolk. Bovendien heeft hij geen gebruik gemaakt van het inzage- en correctie recht op het rapport. Van een discrepantie tussen de bevindingen van de appellant behandelend psychiater en
De Mooij is geen sprake.
4.2.2.
Nu de Raad van oordeel is dat de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts van
12 april 2012 en 5 september 2012 voldoende motivering bieden voor de medische component van de schatting, is er geen aanleiding een onafhankelijk deskundige in te schakelen.
4.3.
Ook de arbeidskundige component van de schatting is zorgvuldig. De Raad verwijst naar de overwegingen van de rechtbank hieromtrent en maakt deze tot de zijne. In het rapport van 26 april 2012 heeft de bezwaararbeidsdeskundige, uitgaande van de juistheid van de FML, gemotiveerd waarom de aan de schatting ten grondslag gelegde functies passend zijn. De Raad acht deze motivering toereikend.
5.
Uit hetgeen onder 4.2.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2013.
(getekend) C.P.J. Goorden
(getekend) H.J. Dekker
ew