ECLI:NL:CRVB:2013:2894
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering en de medische en arbeidskundige componenten van de schatting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Nederland. Appellant, die als productiemedewerker werkte, was op 15 december 2008 uitgevallen door psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant per 13 december 2010 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd in eerste instantie door de rechtbank vernietigd, maar het Uwv verklaarde het bezwaar opnieuw ongegrond.
De rechtbank had geoordeeld dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat de beoordeling van de agorafobie van appellant niet voldoende was gemotiveerd. In hoger beroep betwistte appellant de deugdelijkheid van het rapport van de psychiater N.J. de Mooij, die het medisch onderzoek had uitgevoerd. Appellant stelde dat er een discrepantie was tussen de bevindingen van zijn behandelend psychiater en die van de deskundige, en dat het onderzoek niet volledig was door de afwezigheid van een tolk.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de medische component van de schatting zorgvuldig en juist was. De conclusies van de psychiater waren goed gemotiveerd en er was geen reden om aan de bevindingen te twijfelen. De Raad bevestigde dat de arbeidskundige component ook zorgvuldig was en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen passend waren. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.