ECLI:NL:CRVB:2013:707
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. Hillen
- A.M. Overbeeke
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van niet opgegeven vermogen en inkomsten
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand door de Centrale Raad van Beroep. Appellanten ontvingen sinds 31 januari 2007 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van vermoedens van niet opgegeven vermogen heeft de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de conclusie dat appellanten niet afdoende uitleg hebben gegeven over stortingen op hun rekeningen, wat resulteerde in een herziening van de bijstand over een bepaalde periode en een terugvordering van € 5.682,80.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellanten tegen het besluit van het college ongegrond. Appellanten gingen in hoger beroep en voerden aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er onvoldoende verband was tussen de opnamen en stortingen op hun rekeningen. Ze stelden dat hun financiële handelingen het gevolg waren van een psychische stoornis, maar konden dit niet overtuigend onderbouwen met medische verklaringen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college bevoegd was tot herziening en intrekking van de bijstand. De overgelegde verklaringen van de behandelend arts en een derde partij boden geen voldoende bewijs voor de stelling dat de financiële handelingen van appellanten het gevolg waren van dwangmatig gedrag. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder proceskostenveroordeling.