ECLI:NL:CRVB:2013:908
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitkering levensonderhoud en bedrijfskapitaal op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004
In deze zaak heeft appellante, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die haar beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering voor levensonderhoud en bedrijfskapitaal op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 ongegrond heeft verklaard. De aanvraag werd afgewezen omdat het te starten bedrijf niet levensvatbaar zou zijn, gebaseerd op een adviesrapport van IMK Intermediair B.V. van 25 mei 2011. De rechtbank oordeelde dat het advies zorgvuldig tot stand was gekomen en dat appellante geen objectieve gegevens had overgelegd om haar stelling van levensvatbaarheid te onderbouwen.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de bevindingen van het IMK niet deugdelijk zijn en dat zij niet gehoord is. Ook stelde zij dat het college ten onrechte eiste dat zij een erkend administratiekantoor inschakelde voor een contra-expertise, terwijl haar financiële situatie dit niet toeliet. De Raad voor de Rechtspraak heeft overwogen dat het college gerechtigd is om adviezen van deskundige instanties te volgen bij de beoordeling van de levensvatbaarheid van bedrijven. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, omdat appellante geen bewijs had geleverd dat het advies ondeugdelijk was.
De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de Raad geen onrechtmatigheden heeft vastgesteld in de besluitvorming van het college.