ECLI:NL:CRVB:2013:938
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van toeslag ingevolge de Toeslagenwet na schending van inlichtingenplicht
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een toeslag op basis van de Toeslagenwet (TW) aan appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond. De rechtbank had geoordeeld dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij een inlichtingenformulier tijdig aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had verzonden. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. Appellant ontving sinds 2004 een toeslag, maar na een onderzoek in 2010 bleek dat zijn echtgenote sinds 2008 inkomsten uit arbeid had, wat invloed had op zijn recht op toeslag. Het Uwv herzag de toeslag en vorderde een te veel betaalde toeslag van € 7.874,22 terug. Appellant stelde dat hij het formulier had verzonden, maar kon dit niet aantonen. De rechtbank oordeelde dat het aan appellant was om dit te bewijzen, wat hij niet deed. In hoger beroep voerde appellant aan dat het onredelijk was om van hem te verwachten dat hij het formulier met een retourenveloppe zou retourneren en dat het Uwv had verzuimd om zijn recht op terugvordering te verliezen door stil te zitten. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan. De Raad bevestigt dat het Uwv de toeslag terecht heeft herzien en de onterecht betaalde bedragen terugvorderde. Er zijn geen dringende redenen om van terugvordering af te zien, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.