ECLI:NL:CRVB:2013:964

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
12 juli 2013
Zaaknummer
10-6979 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op loongerelateerde WGA-uitkering en de beoordeling van medische beperkingen

In deze zaak gaat het om het recht op een loongerelateerde WGA-uitkering voor appellant 1, die zich op 17 januari 2007 ziek meldde als mechanisch monteur. Na een aanvraag voor een uitkering op 13 oktober 2008, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 4 maart 2009 vastgesteld dat appellant 1 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 47%. Dit besluit werd later door het Uwv bevestigd, maar het bezwaar van appellanten tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft de beroepen van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij geen reden zag om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de conclusies daarvan.

In hoger beroep hebben appellanten opnieuw aangevoerd dat appellant 1 niet in staat is om structureel arbeid te verrichten. Ze wezen op een herzieningsverzoek dat was gehonoreerd, waardoor het arbeidsongeschiktheidspercentage van appellant 1 per 19 oktober 2010 op 100% werd vastgesteld. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geen aanleiding gezien om de medische grondslag van het bestreden besluit te betwisten. De Raad concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) die op 6 januari 2009 is vastgesteld. De bezwaarverzekeringsarts heeft de conclusies van het primaire onderzoek onderschreven en er zijn geen nieuwe medische gegevens ingebracht die de beperkingen van appellant 1 op de datum in geding in twijfel trekken.

De Raad bevestigt dat appellant 1 voldoet aan de opleidingseisen voor de geduide functies en dat het gebrek aan affiniteit met administratieve functies geen reden is om deze functies als niet passend te beschouwen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
10/6979 WIA, 10/6980 WIA
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van
19 november 2010, 09/5718 en 09/5638 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
(10/6979)
[appellant 1] te [woonplaats] ([appellant 1])
(10/6980)
[appellant 2] te [vestigingsplaats]([appellant 2])
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens [appellant 1] en [appellant 2] (hierna mede: appellanten) heeft
mr. M.A.P.J. van den Biggelaar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellanten hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2013. [appellant 1] is verschenen. Namens [appellant 2] is verschenen J.M.T.J. van [W.]. [appellant 1] en [appellant 2] zijn bijgestaan door mr. Van den Biggelaar. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. P.C.P. Veldman.

OVERWEGINGEN

1.1. [appellant 1] heeft zich met ingang van 17 januari 2007 ziek gemeld voor zijn werk als mechanisch monteur bij [appellant 2]. Op 13 oktober 2008 heeft [appellant 1] een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
1.2. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 4 maart 2009 vastgesteld dat voor [appellant 1] met ingang van 14 januari 2009 recht is ontstaan op een loongerelateerde WGA-uitkering. Daarbij is vastgesteld dat [appellant 1] 47% arbeidsongeschiktheid was.
1.3. Bij besluit van 22 oktober 2009 (bestreden besluit) is het door appellanten tegen het besluit van 4 maart 2009 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak de beroepen van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in de beschikbare medische gegevens geen grond gezien om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de juistheid van de conclusies daarvan. De rechtbank heeft overwogen dat de door bedrijfsarts A. de Wolf opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), nog daargelaten of deze betrekking heeft op de datum in geding, niet is voorzien van een nadere onderbouwing. De rapportage van De Wolf van 29 januari 2010 bevat louter een opsomming van klachten van [appellant 1] en een korte - in steekwoorden weergegeven - weergave van de onderzoeksbevindingen van De Wolf. De rechtbank is van oordeel dat arbeidsdeskundige T.M.J. Simons in zijn rapportage van 24 februari 2010 ten onrechte is uitgegaan van de door De Wolf vastgestelde beperkingen.
3.
In hoger beroep hebben appellanten opnieuw aangevoerd dat [appellant 1] niet in staat is om structureel arbeid te verrichten. Appellanten zien dit standpunt bevestigd in de onder 2 genoemde rapportage van arbeidsdeskundige Simons. Appellanten hebben erop gewezen dat een herzieningsverzoek van [appellant 1] is gehonoreerd en dat zijn arbeidsongeschiktheidspercentage met ingang van 19 oktober 2010 100% bedraagt. Appellanten hebben opgemerkt dat de geduide functies boekhouder/loonadministrateur en administratief medewerker niet passend zijn aangezien [appellant 1] niet over het vereiste opleidingsniveau beschikt. Appellanten hebben een e-mail bericht van 26 maart 2013 overgelegd, waarin arbeidsdeskundige Simons onder meer stelt dat het niet zorgvuldig is om de functie productiemedewerker industrie, sbc code 111180, die eerst niet geschikt werd bevonden, naderhand opnieuw te duiden.
4.
De Raad overweegt als volgt.
4.1.
De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een ander oordeel over de medische grondslag van het bestreden besluit dan de rechtbank. De Raad ziet geen aanknopingspunten voor twijfel aan de in de FML van 6 januari 2009 vastgelegde beperkingen. De bezwaarverzekeringsarts heeft zich na spreekuurcontact en na ontvangst van informatie van de huisarts kunnen vinden in de conclusies van het primaire onderzoek en in deze FML In haar nadere rapportage van 25 maart 2010 heeft de bezwaarverzekeringsarts opgemerkt zich niet te kunnen verenigen met de door bedrijfsarts De Wolf opgestelde FML nu een argumentatie voor de door De Wolf aangenomen beperkingen ontbreekt in diens summiere rapportage. De Raad onderschrijft de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts. In hoger beroep hebben appellanten geen nieuwe medische gegevens ingebracht waaruit blijkt dat [appellant 1] op de datum in geding meer beperkt was dan door de verzekeringsartsen van het Uwv is aangenomen. Aan deze conclusie kan niet afdoen dat het Uwv op grond van dezelfde medische informatie nadien heeft vastgesteld dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van appellant per 19 oktober 2010 100% bedraagt. Het Uwv heeft ter zitting nader toegelicht dat dit latere besluit berust op een vergissing. Reeds op die grond komt aan dit besluit geen doorslaggevende betekenis toe voor de datum in geding. Overigens is genoemde vergissing niet in het nadeel van appellant.
4.2.
Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde medische beperkingen heeft de rechtbank terecht geconcludeerd dat [appellant 1] in staat moet worden geacht de hem voorgehouden functies te vervullen. In de gedingstukken is voldoende onderbouwd dat [appellant 1] voldoet aan de opleidingseisen in de geduide functies. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in de rapportage van 26 januari 2011 nader toegelicht dat in de geduide functies geen richting van de
VMBO-opleiding is vermeld, zodat elke opleiding op VMBO niveau voldoet. De Raad acht deze toelichting, gezien de opleiding van [appellant 1] (diploma LTS) en hetgeen de
bezwaararbeidskundige daarover heeft opgemerkt in dit rapport, voldoende. Ten aanzien van het gestelde ontbreken van affiniteit van appellant met administratieve functies overweegt de Raad onder verwijzing naar zijn uitspraak van 5 november 2010, LJN BO3280, dat dit geen reden is om een functie als niet passend aan te merken. Ten slotte merkt de Raad op dat de bezwaararbeidsdeskundige de functie productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) heeft laten vervallen in verband met een ontoelaatbare overschrijding van de belastbaarheid van appellant op het aspect duwen en/of trekken. De nadien geduide functie productiemedewerker industrie (bedrading) heeft een ander functienummer binnen dezelfde SBC-code 111180. Bij deze nieuwe functie is geen sprake van een kenmerkende belasting op het aspect duwen en/of trekken.
4.3.
Uit hetgeen is overwogen in de overwegingen 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor als voorzitter en E.J. Govaers en C.C.W. Lange als leden, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2013.
(getekend) C.W.J. Schoor
(getekend) D. Heeremans
JvC