ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4079
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) wegens niet voldoen aan inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, A. te B., had op 15 november 2010 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Hij gaf aan geen vaste woon- of verblijfplaats te hebben en verbleef bij vrienden of familie. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag op 26 november 2010 afgewezen, omdat appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan. Appellant was op de afgesproken controle momenten niet op de opgegeven adressen aangetroffen en had het college niet geïnformeerd over een wijziging in zijn situatie.
Na een ongegrondverklaring van zijn bezwaar door het college op 14 februari 2011, heeft appellant beroep aangetekend bij de rechtbank, die dit beroep eveneens ongegrond verklaarde. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat zijn afwezigheid niet aan hem kon worden aangerekend, omdat de afspraken niet duidelijk waren en dat er geen belangenafweging had plaatsgevonden bij het besluit van het college.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake kon zijn van een belangenafweging, aangezien het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld door gebrek aan informatie van de aanvrager. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep van appellant verworpen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.