ECLI:NL:CRVB:2013:BZ5143

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11/4913 AW + 11/4935 AW + 11/4937 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van functie-inpassing van ambtenaren in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van drie appellanten tegen de uitspraken van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellanten, werkzaam als Beleidsontwikkelaar/-adviseur, waren eerder ingedeeld in de functie van Accountmanager branches en voerden aan dat hun oude functie meer overeenkomsten vertoonde met de functie van senior Beleidsontwikkelaar/-adviseur, die op schaal 12 is gewaardeerd. De rechtbank had de beroepen van appellanten tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven ongegrond verklaard, waarbij het college de bezwaren van appellanten tegen hun functie-inpassing had afgewezen.

De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de rechterlijke toetsing van functie-inpassing terughoudend dient te zijn. Dit houdt in dat de Raad zich beperkt tot de vraag of de indeling op voldoende gronden berust. De Raad concludeert dat de door het college toegepaste inpassing van de appellanten in de functie van Beleidsontwikkelaar/-adviseur, met salarisschaal 11, op afdoende gronden berust. De Raad oordeelt dat er geen sprake is van een integrale verantwoordelijkheid voor het beleidsterrein economische zaken, zoals door appellanten werd gesteld. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraken van de rechtbank en wijst de hoger beroepen af.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter K. Zeilemaker en de leden J. Th. Wolleswinkel en B. Barentsen, in aanwezigheid van griffier M.R. Schuurman. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 maart 2013.

Uitspraak

11/4913 AW, 11/4935 AW, 11/4937 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van
5 juli 2011, 10/1366 (aangevallen uitspraak 1), 10/1365 (aangevallen uitspraak 2) 10/1355 (aangevallen uitspraak 3)
Partijen:
[appellant 1] (appellant 1)
[appellant 2] (appellant 2)
[appellant 3] (appellant 3)
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (college)
Datum uitspraak: 21 maart 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellant 1 en 2 heeft mr. M.H.G. in de Braekt hoger beroep ingesteld tegen aangevallen uitspraak 1, respectievelijk aangevallen uitspraak 2. Namens appellant 3 heeft mr. W.J.M. Wetzels hoger beroep ingesteld tegen aangevallen uitspraak 3.
Het college heeft in de drie hoger beroepen één verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting, waarbij de hoger beroepen gevoegd zijn behandeld, heeft plaatsgevonden op 7 februari 2013. Appellanten zijn verschenen, allen bijgestaan door mr. Wetzels. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.M.J. Heutink en drs. H.M.J. van Rooij.
OVERWEGINGEN
1.1 Voor een uitvoeriger weergave van de in deze gedingen relevante feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraken. Hier volstaat de Raad met het volgende.
1.2. Appellanten zijn met ingang van 1 januari 2008 vanuit de functie Accountmanager branches geplaatst in het nieuwe functieprofiel Beleidsontwikkelaar/-adviseur van de functiecategorie Beleid/Middelen. Aan dit functieprofiel is salarisschaal 11 verbonden.
1.3. Bij afzonderlijke besluiten van 11 maart 2010 (bestreden besluiten) heeft het college de bezwaren van appellanten ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraken de beroepen van appellanten tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. Daartoe overwoog de rechtbank dat de indeling van de functie van appellanten in het profiel Beleidsontwikkelaar/-adviseur niet onhoudbaar is.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1. Het hoger beroep spitst zich toe op de vraag of de besluiten om appellanten in de functie Beleidsontwikkelaar/-adviseur te plaatsen in rechte stand kunnen houden. Appellanten stellen zich op het standpunt dat hun oude functie van Accountmanager branches meer overeenkomsten vertoont met het profiel van senior Beleidsontwikkelaar/-adviseur, dat op het niveau van schaal 12 is gewaardeerd. De waardering van de functieprofielen als zodanig is niet in geschil. Verder verschillen partijen niet van mening dat het functie-informatieformulier dat door het college is gebruikt bij de indeling van de functies in de functieprofielen een juiste weergave geeft van de werkzaamheden van appellanten als Accountmanager branches.
4.1.2. Het kenmerkende verschil tussen de Beleidsontwikkelaar/-adviseur en de senior Beleidsontwikkelaar/-adviseur is dat deze laatste beleid ontwikkelt binnen een integraal beleidsterrein en adviseert over een integraal middelenbeleidsterrein, terwijl de Beleidsontwikkelaar/-adviseur beleid ontwikkelt binnen een beleidsterrein en adviseert over een complex beleidsterrein.
4.1.3. Evenals in bezwaar en beroep hebben appellanten, naar de kern genomen, betoogd dat ‘integrale beleidsontwikkeling’ onderdeel is van hun functie. Zij verwijzen naar de brief van 19 januari 2009 van het Hoofd Economie en Cultuur. In deze brief wordt het standpunt van appellanten dat zij werkzaam zijn op een integraal beleidsterrein onderschreven. Zij wijzen ook op het functie-inventarisatieformulier van de Accountmanager branches, waarin onder meer is opgenomen dat deze integrale beleidsadviezen verzorgt, zorg draagt voor consistentie met andere beleidsterreinen, beleidsnota’s op andere beleidsterreinen weegt, invalt bij afwezigheid van een collega en regie voert op integrale projecten.
4.1.4. Het college stelt zich op het standpunt dat het begrip ‘integraal’ hier anders moet worden uitgelegd dan het Hoofd Economie en Cultuur en appellanten hebben gedaan. Volgens het college is de verantwoordelijkheid van appellanten beperkt tot een specifiek beleidsonderdeel, hoewel er van een zekere verwevenheid met andere beleidsonderdelen sprake kan zijn. Voor die andere onderdelen dragen appellanten echter geen eindverantwoordelijkheid.
4.2. Uit vaste rechtspraak volgt dat de rechterlijke toetsing van inpassing van functies terughoudend is. De rechter dient zich, naast de overigens in aanmerking komende toetsing van een besluit als hiervoor bedoeld aan regels van geschreven en ongeschreven recht en algemene rechtsbeginselen, te beperken tot de vraag of deze indeling op onvoldoende gronden berust. Dat betekent dat eerst tot vernietiging van een inpassing kan worden overgegaan, indien deze als onhoudbaar moet worden aangemerkt. Daarvoor is ontoereikend de enkele omstandigheid dat een andere indeling op zichzelf verdedigbaar is.
4.3. Zoals ook ter zitting van de Raad door het college is toegelicht is er in de door appellanten beklede functie van verantwoordelijkheid voor het integrale beleidsterrein economische zaken geen sprake. Daaraan doet niet af dat de werkzaamheden van appellanten zich niet hoeven te beperken tot een specifiek beleidsonderdeel, maar zich ook kunnen uitstrekken tot een of meer andere ‘branches’ of dat zij geacht worden collega’s met verantwoordelijkheid voor een ander branche in geval van afwezigheid te vervangen. Dit alles impliceert immers niet dat zij ook verantwoordelijkheid dragen voor andere dan het beleidsonderdeel of de beleidsonderdelen die hun zijn toegewezen, laat staan voor het beleidsterrein economische zaken als geheel. Dat aan de functie van appellanten in het verleden schaal 12 was verbonden en dat in de oude functiebenaming (Accountmanager branches) de meervoudsvorm is gebruikt kan daarom niet van doorslaggevende betekenis zijn.
4.4. De door het college toegepaste inpassing berust, bezien in het licht van de hiervoor vermelde terughoudende toetsing, op afdoende gronden en er geen reden om deze onhoudbaar te achten.
4.5. De slotsom is dat de hoger beroepen niet slagen en dat de aangevallen uitspraken voor bevestiging in aanmerking komen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door K. Zeilemaker als voorzitter en J. Th. Wolleswinkel en B. Barentsen als leden, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2013.
(getekend) K. Zeilemaker
(getekend) M.R. Schuurman