ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6892

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/1737 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WGA-uitkering na whiplash door auto-ongeval

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WGA-uitkering aan appellant, die arbeidsongeschikt was geraakt na een auto-ongeval op 27 maart 2008. Appellant, die als servicetechnicus werkte, had whiplash-klachten en stelde dat zijn beperkingen door de artsen van het Uwv en de rechtbankdeskundige onderschat waren. De verzekeringsarts had op basis van dossierstudie en een onderzoek een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld, waaruit bleek dat appellant in staat was om parttime te werken, met een verlies aan verdiencapaciteit van 71,73%, wat resulteerde in een arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%.

Tijdens de zitting op 20 juli 2012 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door een vertegenwoordiger. Het Uwv was vertegenwoordigd door A.H.G. Boelen. Appellant voerde aan dat de deskundige Anten, die door de rechtbank was ingeschakeld, een incorrecte weergave van feiten had gegeven, wat leidde tot onjuiste conclusies over zijn beperkingen. Hij overhandigde een rapport van neuropsychologen ter ondersteuning van zijn stelling.

De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de deskundige Anten en de artsen van het Uwv de beperkingen van appellant niet hadden onderschat. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat appellant, uitgaande van de FML, in staat was de resterende functies te vervullen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant geen doel trof en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond.

Uitspraak

12/1737 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
17 februari 2012, 10/1331 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 20 maart 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door [A.]. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.H.G. Boelen.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst ten einde appellant in de gelegenheid te stellen een expertiseverslag in het geding te brengen.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Met toestemming van partijen is een nadere zitting van de Raad achterwege gelaten, waarna de Raad het onderzoek heeft gesloten.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant, laatstelijk werkzaam als servicetechnicus, is op 27 maart 2008 uitgevallen wegens whiplash-klachten ten gevolge van een hem op die dag overkomen auto-ongeval.
De verzekeringsarts heeft na dossierstudie, waaronder het rapport van klinisch psycholoog
drs. T.C.G. Verbunt en onderzoek van appellant de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 1 februari 2010 opgesteld. Mede gezien het energiebindend karakter van appellants problematiek heeft de verzekeringsarts aanleiding gezien uit te gaan van parttime beschikbaarheid. Daarnaast is er vanuit benutbare mogelijkheden door hem aansluiting gezocht bij eenduidige, overzichtelijke en goed gestructureerde kaders, waarbij ten aanzien van focussen op volgehouden aandacht/werkgeheugen en taakcomplexiteit geen bijzondere eisen worden gesteld. Verder heeft de verzekeringsarts een voorbehoud gemaakt ten aanzien van sterke prikkelinterferenties en cumulatie van stressinvloeden. Toekomen aan voldoende dynamische houdings-bewegingsvariatie is een pre. De arbeidsdeskundige heeft een aantal functies geselecteerd, die in overeenstemming worden geacht met de beperkingen van appellant en waarmee appellant een verlies aan verdiencapaciteit van 71,73% heeft, resulterend in indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 80%.
1.2. Bij besluit van 5 maart 2010 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat hij met ingang van 25 maart 2010 op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen recht heeft op een loongerelateerde uitkering ingevolge de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA).
1.3. Nadat appellant bezwaar had gemaakt, heeft de bezwaarverzekeringsarts het dossier bestudeerd en appellant op de hoorzitting gesproken. De bezwaarverzekeringsarts heeft aanleiding gezien om, naast de door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen, appellant voorts nog beperkt te achten ten aanzien van het aspect 1.9.2 en een aanvullende beperking aan te nemen ten aanzien van het aspect hitte. Naar aanleiding daarvan heeft de bezwaarverzekeringsarts de FML op 16 augustus 2010 bijgesteld. De schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid is vervolgens door de bezwaararbeidsdeskundige gebaseerd op eerder aan appellant voorgehouden functies van huishoudelijk medewerker, samensteller kunststof en rubberindustrie en huishoudelijk medewerker gebouwen, waarbij het verlies aan verdiencapaciteit gewijzigd is in 74,8%, hetgeen eveneens resulteert in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 80%.
1.4. Bij besluit van 26 augustus 2010 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft neuroloog dr. H.W.M. Anten als deskundige ingeschakeld. Deze deskundige heeft een onderzoek ingesteld en daarvan verslag gedaan bij rapport van 12 september 2011. Blijkens dat rapport heeft deze deskundige zich vanuit zijn vakgebied bezien, kunnen verenigen met de door de verzekeringsartsen van het Uwv ten aanzien van appellant vastgestelde beperkingen. Voorts heeft de deskundige aangegeven dat de functie huishoudelijk medewerker de belastbaarheid van appellant, vanwege het werken op hoogte, overschrijdt. De resterende functies zijn naar het oordeel van de deskundige passend te achten. De rechtbank heeft doorslaggevende betekenis toegekend aan de bevindingen en conclusies van de deskundige Anten en geoordeeld dat ook bij het vervallen van de functie huishoudelijk medewerker er nog altijd wordt voldaan aan de minimumeisen van het Schattingsbesluit. Het vervallen van deze functie leidt er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat het arbeidsongeschiktheidspercentage hoger dan 80% wordt, zodat de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80% van toepassing blijft. Het beroep van appellant tegen het bestreden besluit is ongegrond verklaard.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat er gegronde redenen zijn om af te wijken van het advies van deskundige Anten. Appellant stelt dat deze arts door een incorrecte weergave van feiten tot onjuiste conclusies gekomen is. Door zowel de artsen van het Uwv als door deskundige Anten zijn met name zijn beperkingen voortkomend uit de concentratie, aandacht- en geheugenproblemen onderschat. Hij is, mede door deze beperkingen, niet in staat om op de datum in geding arbeid te verrichten. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft appellant een rapport, opgemaakt in het kader van een letselschade-procedure, van klinisch neuropsycholoog drs. M.A.O. de Bijl en van neuropsycholoog drs I. Kool van
30 november 2012, overgelegd.
3.2. Het Uwv heeft in het rapport van de (klinisch) neuropsychologen van 30 november 2012 geen aanleiding gezien om de FML van 16 augustus 2010 bij te stellen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft het Uwv een rapport van de bezwaarverzekeringsarts P. Tjen van 17 december 2012 overgelegd.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De rechtbank heeft terecht gewezen op de in vaste rechtspraak besloten liggende lijn dat het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel pleegt te worden gevolgd, behoudens feiten of omstandigheden op grond waarvan het aangewezen voorkomt van dat uitgangspunt af te wijken. Van dergelijke feiten of omstandigheden is de Raad, evenals de rechtbank, niet gebleken.
4.3. Ten aanzien van hetgeen in hoger beroep is aangevoerd, overweegt de Raad dat uit het rapport van de (klinisch) neuropsychologen blijkt dat ten tijde van het onderzoek, augustus 2012, milde problemen met de informatieverwerkingscapaciteit zijn geconstateerd en dat de artsen concluderen dat appellant hierdoor beperkingen kan ervaren bij het werken onder tijdsdruk, bij een dwingend werktempo en conflicterende functie-eisen. Anders dan appellant stelt is de Raad van oordeel dat uit deze onderzoeksbevindingen en conclusies niet blijkt dat de artsen van het Uwv per de datum in geding uitgegaan zijn van een onjuist beeld van appellants belastbaarheid. Dit blijkt met name uit het feit dat de aangepaste FML van 16 augustus 2010 in grote mate, ten aanzien van het persoonlijk - en sociaal functioneren van appellant, overeenkomsten vertoont met de door de (klinisch) neuropsychologen beschreven bevindingen en conclusies. Onder verwijzing naar het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 17 december 2012 is de Raad van oordeel dat door appellant niet aannemelijk is gemaakt dat zowel de artsen van het Uwv als de rechtbankdeskundige Anten, per de datum in geding, appellants beperkingen hebben onderschat.
4.4. Uitgaande van de juistheid van de FML van 16 augustus 2010, moet appellant in staat worden geacht de resterende functies, zijnde (SBC 271130) Samensteller, (SBC 111334) Huishoudelijk medewerker gebouwen en (SBC 111180) Productiemedewerker industrie te vervullen. Dit leidt tot een indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 80%.
5.1. Gelet op het overwogene in 4.2 tot en met 4.4 treft het hoger beroep geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.2. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen als voorzitter, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2013.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) J.R. Baas
IvR