ECLI:NL:CRVB:2013:CA0290

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12-1617 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de sollicitatieverplichting van een WW-uitkeringsgerechtigde

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen. De appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WW-uitkering te korten vanwege het niet voldoen aan de sollicitatieverplichting. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.

De appellant, geboren in 1954, was tot 1 januari 2011 werkzaam als sportleraar. Na zijn werkloosheid ontving hij een WW-uitkering, waarbij van hem werd verwacht dat hij gemiddeld ten minste één keer per week solliciteerde. Het Uwv had appellant gevraagd om een overzicht van zijn sollicitaties, maar in het door hem ingediende overzicht ontbraken sollicitaties. Appellant stelde dat er door bezuinigingen en een dalend leerlingenaantal geen vacatures waren en dat hij had meegewerkt aan een reddingsplan van zijn werkgever.

Het Uwv legde een maatregel op en kortte de uitkering van appellant met 25% voor vier maanden. De rechtbank oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van de maatregel af te zien. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en zijn inspanningen om werk te vinden. Hij had gesprekken gevoerd met jobcoaches en onderhandeld over een functie bij een voetbalclub, maar de Raad oordeelde dat deze gesprekken niet als sollicitaties konden worden aangemerkt.

De Raad concludeerde dat appellant niet had voldaan aan de sollicitatieverplichting en dat er geen omstandigheden waren die hem niet of niet volledig konden worden verweten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

12/1617 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van
15 februari 2012, 11/1395 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 15 mei 2013.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2013. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. Reith.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant, geboren in 1954, is tot 1 januari 2011 als sportleraar werkzaam geweest in dienst van de [naam werkgever] (werkgever). Het Uwv heeft appellant bij besluit van 17 januari 2011 met ingang van 3 januari 2011 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). In dit besluit is appellant erop gewezen dat gedurende de gehele periode waarin hij een WW-uitkering ontvangt, van hem wordt verwacht dat hij gemiddeld ten minste één keer per week solliciteert en dat het Uwv dit regelmatig controleert.
1.2. Het Uwv heeft appellant bij brief van 23 mei 2011 gevraagd om een overzicht van zijn sollicitaties in de periode van 1 maart 2011 tot en met 30 april 2011. Appellant heeft in het door hem op 1 juni 2011 teruggestuurde overzicht geen sollicitaties vermeld. Als reden daarvoor heeft hij opgegeven dat er door zware bezuinigingen en krimp (dalend leerlingenaantal als gevolg van vergrijzing) geen vacatures waren. Appellant heeft het Uwv verder meegedeeld dat hij heeft meegewerkt aan een reddingsplan van de werkgever en dat hij wordt begeleid door loopbaanbegeleidings- en coachingsbureau La Vuelta.
1.3. Bij besluit van 22 juni 2011 heeft het Uwv de WW-uitkering van appellant bij wijze van maatregel met ingang van 5 juli 2011 voor de duur van vier maanden gekort met 25%. Bij besluit van 31 augustus 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 22 juni 2011 ongegrond verklaard. Volgens het Uwv waren er voor appellant geen goede redenen om niet te voldoen aan de sollicitatieverplichting en is het niet nakomen van die verplichting hem ook te verwijten.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. Dringende redenen om van het opleggen van een maatregel af te zien waren volgens de rechtbank niet aanwezig.
3. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en zijn inspanningen om een werkkring buiten het onderwijs te vinden. Daartoe heeft hij in de periode na het intreden van zijn werkloosheid veel gesprekken gevoerd met jobcoaches, loopbaanbegeleiders en zijn huisarts en onderhandeld om een niet bestaande functie bij voetbalclub [naam voetbalclub] van de grond te krijgen. Uiteindelijk is het appellant gelukt om een contract te krijgen als teammanager van het eerste elftal van die voetbalclub van aanvankelijk acht uur, wat inmiddels is uitgebreid naar zestien uur. Appellant beschouwt deze functie als een droombaan, mede gezien zijn leeftijd en achtergrond, en meent dat hem geen verwijt treft van het niet-solliciteren in de maanden maart en april 2011.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Voor een weergave van het toepasselijke wettelijk kader verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hieruit blijkt dat de sollicitatieverplichting voortvloeit uit artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, ten eerste, van de WW. Appellant is met het besluit van 17 januari 2011 op de hoogte gesteld van de inhoud van die verplichting, te weten gemiddeld ten minste één sollicitatie per week.
4.2. Het voeren van gesprekken door appellant met voetbalclub [naam voetbalclub] over een nieuw te creëren functie kan als concrete sollicitatieactiviteit worden gezien. De gesprekken met jobcoaches, loopbaanbegeleiders en de huisarts daarentegen zijn niet als sollicitaties te beschouwen. Het Uwv en de rechtbank hebben dan ook terecht vastgesteld dat appellant in de onderzochte periode niet heeft voldaan aan de eis van gemiddeld ten minste één sollicitatie per week.
4.3. Omstandigheden op grond waarvan deze overtreding van de sollicitatieverplichting appellant niet of niet volledig is te verwijten zijn niet gebleken. De omstandigheden waarin appellant verkeerde waren niet zo uitzonderlijk, dat van hem niet verlangd kon worden om zich aan zijn sollicitatieverplichting te houden.
4.4. Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat de rechtbank het bestreden besluit terecht in stand heeft gelaten. De aangevallen uitspraak komt daarom voor bevestiging in aanmerking.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2013.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) D.E.P.M. Bary
QH