ECLI:NL:CRVB:2013:CA0290
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de sollicitatieverplichting van een WW-uitkeringsgerechtigde
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen. De appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WW-uitkering te korten vanwege het niet voldoen aan de sollicitatieverplichting. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.
De appellant, geboren in 1954, was tot 1 januari 2011 werkzaam als sportleraar. Na zijn werkloosheid ontving hij een WW-uitkering, waarbij van hem werd verwacht dat hij gemiddeld ten minste één keer per week solliciteerde. Het Uwv had appellant gevraagd om een overzicht van zijn sollicitaties, maar in het door hem ingediende overzicht ontbraken sollicitaties. Appellant stelde dat er door bezuinigingen en een dalend leerlingenaantal geen vacatures waren en dat hij had meegewerkt aan een reddingsplan van zijn werkgever.
Het Uwv legde een maatregel op en kortte de uitkering van appellant met 25% voor vier maanden. De rechtbank oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van de maatregel af te zien. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en zijn inspanningen om werk te vinden. Hij had gesprekken gevoerd met jobcoaches en onderhandeld over een functie bij een voetbalclub, maar de Raad oordeelde dat deze gesprekken niet als sollicitaties konden worden aangemerkt.
De Raad concludeerde dat appellant niet had voldaan aan de sollicitatieverplichting en dat er geen omstandigheden waren die hem niet of niet volledig konden worden verweten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.