ECLI:NL:CRVB:2013:CA0910
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging uitspraak en terugverwijzing naar rechtbank in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een besluit van 20 januari 2011, waarbij zijn WW-uitkering werd ingetrokken. De rechtbank had geoordeeld dat de appellant de gronden van zijn beroep tegen het bestreden besluit niet tijdig had ingediend.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de appellant wel degelijk gronden had ingediend tegen het eerste bestreden besluit en dat deze gronden ook betrekking hadden op het tweede bestreden besluit, op basis van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een verzuim zoals bedoeld in artikel 6:5 van de Awb, en dat de rechtbank dit niet had onderkend.
Daarom vernietigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank Rotterdam voor verdere behandeling. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die op € 944,- werden begroot, en werd bepaald dat het Uwv het door de appellant betaalde griffierecht van € 115,- diende te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van gronden en de mogelijkheid om deze gronden ook te richten tegen meerdere besluiten in bestuursrechtelijke procedures.