ECLI:NL:CRVB:2013:CA3137

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/1661 WWB + 12/1700 WWB + 12/1701 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren inzake bijstandsverlening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van de beroepen van appellant door de rechtbank. Appellant, die sinds 2 september 2002 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand, had bezwaar gemaakt tegen verschillende besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Medemblik. De rechtbank had de beroepen van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het college op 25 januari 2008 had beslist op de bezwaarschriften van appellant, waardoor er geen sprake was van een niet tijdig genomen besluit. Appellant stelde in hoger beroep dat de rechtbank zijn beroepen had moeten doorzenden naar de Raad vanwege samenhang met een andere procedure en dat zijn bezwaren niet onredelijk laat waren ingediend. Hij voerde aan dat er nog steeds niet formeel en materieel op zijn bezwaarschriften was beslist en dat er een wettelijke basis was voor schadevergoeding.

De Raad oordeelde dat er geen sprake was van samenhang met de andere procedure, omdat het geschil in die procedure betrekking had op een ander besluit. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat er ten tijde van het indienen van de bezwaarschriften geen sprake was van een niet tijdig genomen besluit, aangezien het college op 25 januari 2008 een besluit had genomen. De Raad verwierp ook de stelling van appellant dat een niet tijdig genomen besluit geen formele rechtskracht heeft. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/1661 WWB, 12/1700 WWB, 12/1701 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 2 februari 2012, 11/1986, 11/1988 en 11/2009 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Medemblik (college)
Datum uitspraak 4 juni 2013.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2013. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M.M. Vriend.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontvangt sinds 2 september 2002 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand.
1.2. Appellant heeft bij brief van 1 oktober 2007 bezwaar gemaakt tegen de brief van het college van 11 september 2007, waarbij appellant is uitgenodigd om op 27 september 2007 te verschijnen voor een gesprek over zijn arbeidsmogelijkheden. Bij brief van 15 juni 2011 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift. Dit bezwaar is door het college als beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank alwaar het op 3 augustus 2011 is binnengekomen en is geregistreerd onder procedurenummer 11/1988.
1.3. Appellant heeft bij de in 1.2 genoemde brief van 1 oktober 2007 eveneens bezwaar gemaakt tegen de brief van het college van 13 september 2007, waarbij appellant is uitgenodigd om op 4 oktober 2007 te verschijnen voor een gesprek over zijn arbeidsmogelijkheden. Bij brief van 15 juli 2011 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift. Dit bezwaar is door het college als beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank alwaar het op 3 augustus 2011 is binnengekomen en is geregistreerd onder procedurenummer 11/1986.
1.4. Appellant heeft bij brief van 15 oktober 2007 bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van 4 oktober 2007, waarbij de bijstand van appellant per die datum is opgeschort. Bij brief van 27 juli 2011 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift. Dit bezwaar is door het college als beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank alwaar het op 4 augustus 2011 is binnengekomen en is geregistreerd onder procedurenummer 11/2009.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen van appellant niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het college bij besluit op bezwaar van 25 januari 2008 heeft beslist op de in 1.2, 1.3 en 1.4 genoemde bezwaarschriften van appellant, zodat ten tijde van het indienen van de als beroepschriften in behandeling genomen bezwaarschriften geen sprake was van het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft gesteld dat de rechtbank zijn beroepen had moeten doorzenden naar de Raad vanwege de samenhang met een andere daar al aanhangige procedure. Hij heeft voorts - kort samengevat - onder meer aangevoerd dat zijn bezwaren niet onredelijk laat zijn ingediend en dat nog steeds niet formeel rechtsgeldig en materieel is beslist op zijn bezwaarschriften. Er dient alsnog een besluit te worden genomen. Er is volgens appellant een wettelijke basis voor het toekennen van schadevergoeding. De uitspraak is niet zorgvuldig tot stand gekomen en niet deugdelijk gemotiveerd. Appellant heeft aangevoerd dat alle in deze procedure genoemde griffierechten, onkostenvergoedingen, schadevergoedingen en vorderingen legitiem zijn en volledig dienen te worden voldaan en nabetaald.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Het betoog van appellant dat de rechtbank de beroepen van appellant ter behandeling had moeten doorzenden naar de Raad vanwege de samenhang met de destijds lopende hoger beroepsprocedure geregistreerd onder nummer 10/2952 WWB, wordt niet gevolgd. Er is geen sprake van samenhang omdat het geschil in die procedure, voor zover hier van belang, het in 2 genoemde besluit op bezwaar van 25 januari 2008 betrof, terwijl hier aan de orde is het niet tijdig nemen van besluiten.
4.2. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat ten tijde van het indienen van de als beroepschriften in behandeling genomen bezwaarschriften van appellant, geen sprake was van een met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit, omdat het college op 25 januari 2008 een besluit had genomen op de bezwaarschriften. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (CRvB 22 januari 2004, LJN AO2505) kan, gelet op de beperkte strekking van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb, op grond van deze bepaling geen rechtsmiddel meer worden aangewend indien eenmaal een voor (bezwaar en) beroep vatbaar besluit is genomen. De beroepen van appellant zijn daarom door de rechtbank terecht niet-ontvankelijk verklaard. Wat appellant heeft aangevoerd ten aanzien van rechtsoverweging 4.1 van de aangevallen uitspraak behoeft dan ook geen bespreking.
4.3. De beroepsgrond van appellant dat een besluit wanneer het niet tijdig is genomen, geen formele rechtskracht heeft, wordt verworpen. De Awb verbindt aan de enkele overschrijding van de voor het nemen van een besluit op een aanvraag en beslissing op bezwaar geldende termijnen niet het door appellant bedoelde gevolg.
4.4. Er is geen grond voor het oordeel dat het college zijn besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid en genomen en ook geen grond voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak niet deugdelijk is gemotiveerd.
4.5. Hetgeen appellant in hoger beroep overigens nog heeft aangevoerd, heeft de Raad niet geleid tot een ander oordeel dan de rechtbank.
4.6. Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.7. Gelet op 4.6 is voor een veroordeling tot schadevergoeding geen ruimte. Het verzoek daartoe van appellant dient daarom te worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van M. Sahin als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2013.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) M. Sahin
HD